Alida Duitz was de een-na-oudste van de negen kinderen van Salomon Duitz en Elisabeth Duizend. Zij werd geboren op 27 Februari 1903 in Den Haag, waar haar vader toen godsdienstonderwijzer was en hoofd van een school. In Augustus 1905, toen er inmiddels ook nog een oudere broer Louis en een jonger zusje Louise was geboren, keerde het gezin Duitz van Den Haag terug naar Amsterdam waar het kwam te wonen in de Kazernestraat 26.
In Amsterdam werden nog meer broers en zussen van Alida geboren: Henri op 8 Mei 1906, Simon op 29 April 1907, op 7 Juli 1908 werd Joseph geboren, die echter op 1 Januari 1926 overleed; vervolgens nog Herman op 19 Januari 1913, Annie op 4 April 1915.
De Kazernestraat 26 werd in Mei 1911 verruild voor de Plantage Doklaan 10, waarna in Januari 1914 verhuisd werd naar de Plantage Doklaan 36. In Mei 1924 woonde Alida met haar familie op de Linneausparkweg 35 huis in de Watergraafsmeer waar haar vader Salomon Duitz op 8 Augustus 1934 overleed. Niet lang daarna, op 5 October 1934 verhuisde Alida met haar moeder en de nog andere thuiswonende broers en zussen naar de Swammerdamstraat 24 hs in Amsterdam-Oost
Alida Duitz was ongehuwd en zij werkte als kantoorbediende bij een diamanthandel. Dat kan geleid hebben tot de “terugstelling van deportatie” zoals vermeld op haar registratiekaart van de Joodse Raad want een beroep in de diamantbranche kon leiden tot een “Sperre”. Op 11 Juli 1942 werd zij door de Joodse Raad voorlopig vrijgesteld van deportatie, wat geduurd heeft tot 8 April 1943: toen werd zij opgepakt en afgevoerd naar Westerbork, waar zij terecht kwam in barak 85. Deze barak was feitelijk bestemd voor mensen die op de Barneveldlijst stonden, in totaal ±600 personen, maar het is niet bekend waarom Alida in deze barak terecht is gekomen.
Inmiddels had ook Alida Duitz – net als haar moeder Elisabeth Duitz-Duizend, haar broer Henri Duitz en zijn vrouw Helene Duitz-Levie, een z.g. “Albersheimverklaring” verkregen. Zo’n verklaring kon vanaf 1 November 1942 aangevraagd worden bij de Joodse Raad. Het bezit van die verklaring, ook wel bekend als het “Palestina certificaat”, zou de mogelijkheid bieden om naar Palestina te emigreren maar het ging hier om een registratie, een voorlopige, welke nog niet de zekerheid bood dat emigratie naar Palestina dan ook daadwerkelijk zou gaan plaatsvinden.
Niets heeft echter geholpen. Op 20 Juli 1943 werd Alida alsnog op transport gesteld naar Sobibor. In dat zelfde transport met meer dan 2200 andere gedeporteerden zaten óók haar moeder Elisabeth Duitz-Duizend en haar ongehuwde broer Simon Duitz. Bij aankomst op 23 Juli 1943 werden allen direct in de gaskamers vermoord. Er waren geen overlevenden.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten Elisabeth Duitz-Duizend; archiefkaart Alida Duitz; het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Alida Duitz; de Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl/transport 20 Juli 1943.