Jacob Abraham Lissauer was een zoon van Jesja Lissauer en zijn tweede vrouw Recha Büttenwieser en werd in Amsterdam geboren op 28-12-1886. In October 1882 was de 1e vrouw van zijn vader, Dina Joseph Prijs overleden, waarna hij in October 1883 hertrouwde met Recha Büttenwieser. Maar Jacob Abraham’s vader Jesaja Lissauer overleed in Augustus 1896, waardoor zijn moeder Recha er alleen voor stond om het gezin, wat op dàt moment bestond uit nog 11 in leven zijnde kinderen, te runnen.
Na het overlijden van zijn vader besloot zijn moeder in om de 9-jarige Jacob Abraham onder te brengen in het Nederlands Israelitisch Jongens Weeshuis Megadlé Jethomim aan de Amstel 21 en op 20 November 1896 werd hij daar geplaatst. Jacob Abraham verbleef er bijna 10 jaar, tot 12 Februari 1906. Hij was inmiddels opgeroepen voor de keuring voor de Nationale Militie, maar werd op 18 December 1905 voor de dienst vrijgesteld wegens lichte gebreken.
De toen 19-jarige Jacob Abraham Lissauer ging vanuit het Joods Jongenshuis in 1906 terug naar zijn ouderlijke huis, waar hij verbleef tot aan zijn huwelijk op 12 October 1915 met Sarah Hartog, een dochter van Salomon Hartog (Groningen 1861-Muiden 1934) en Marianna Swaap (Muiderberg 1867-Muiden 1936). Sara was in Antwerpen geboren op 17 Maart 1890 maar woonde met haar ouders in Muiden waar ook haar twee broers, Jerohm en Nathan geboren werden. Haar vader was daar “bewaarder van de Israëlitische Begraafplaats”.
Nadat Jacob Abraham en Sarah in October 1915 gehuwd waren, woonden zij in de Sarphatistraat 152 1e etage, waar op 2 September 1916 hun dochter Regina werd geboren. In April 1919 verhuisden zij naar de Plantage Franschelaan 22 huis, en begin Mei 1926 naar de Gijsbrecht van Aemstelstraat 28 bovenhuis. Tien jaar later volgde een verhuizing naar het Oosterpark 20 2e etage, gevolgd door de laatste verhuizing in dezelfde straat naar de tweede etage van huisnummer 42.
Om in zijn onderhoud te voorzien was Jacob Abraham “werkman” maar óók “ambtenaar bij het Israëlitische Begrafeniswezen”. Daarnaast was hij vanaf 5 December 1912 voorzanger en Chef Lijkenverzorger bij de NIHS, de Nederlands Israëlitische Hoofd Synagoge op de Houtmarkt 10 in Amsterdam.
Het blijkt uit zijn registratiekaart van de Joodse Raad, waarbij alle Joden in Nederland zich in 1941 moesten laten registreren, dat Jacob Abraham Lissauer “gesperrt was wegens functie”, waardoor ook zijn gezin voorlopig was vrijgesteld van deportatie.
Zijn dochter Regina had een schoolopleiding van 4 jaar meisjes-HBS en zij werkte “vroeger” als stenografe/typiste op de redactie van Persbureau A.N.P. Clearing Bureau in Den Haag. Op basis daarvan werd zij op 15 September 1941 na registratie bij de Joodse Raad, aangesteld als Chef Typekamer, gevestigd op de Sarpatikade 11, waartoe zij een legitimatie kreeg met nr. JR-051 en waar ook de Commissie voor de behandeling van financiële aangelegenheden was ondergebracht. Op 30 April, 1 en 3 Mei 1942 werden daar ook de verplichte gele Jodensterren verkocht.
Jacob Abraham Lissauer's familie werd ondanks de vrijstelling van deportatie, tóch gearresteerd tijdens de grootscheepse razzia, die de Duitsers in het geheim hadden voorbereid en uitvoerden op Zondag 20 Juni 1943. Bij die razzia werden uiteindelijk meer dan 5500 Joodse personen bijeengedreven in Amsterdam Oost en Zuid en per trein afgevoerd naar Westerbork.
Regina, die in de zomer van 1942 een oproep gekregen had voor de z.g. “Arbeitseinsatz” werd door de Joodse Raad daarvan op 15 Juli 1942 “teruggesteld” omdat zij vanaf September 1941 al werkzaam was als chef typekamer op de afdeling “geldelijk beheer” van de Joodse Raad op de Sarphatikade 11 in Amsterdam. Zij had op 2 Juli 1942 volmachten gekregen t.b.v. Martha Konijnenburg uit de Euterpestraat 76 1e etage en van de voormalige bankemployee Isidor Rothschild uit de Linneauesparkweg 138, een Inspecteur Voorlichting in Westerbork.
Regina werd op 6 Juli 1943 op transport gesteld naar het vernietigingskamp Sobibor, waar zij na aankomst op 9 Juli 1943 direct in de gaskamers werd vermoord. Haar ouders waren al een week eerder gedeporteerd naar Sobibor: op 29 Juni 1943 vertrok dat transport uit Westerbork met bijna 2400 slachtoffers, die allen, waaronder Jacob Abraham Lissauer en zijn vrouw Sarah Hartog, bij aankomst op 2 Juli 1943 in de gaskamers werden vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, bevolkingsregister Muiderstraat 8 met Lissauer familie; Overgenomen delen met de Jesaja Lissauer familie; Bijzondere registers/Nederlands Israëlitisch Jongens Weeshuis/Jacob Abraham Lissauer; Overgenomen delen met Ned. Israëlitisch Jongens Weeshuis/Jacob Abraham Lissauer; Militie Register Amsterfdam/Jacob Abraham Lissauer; gezinskaarten Jacob Abraham Lissauer; archiefkaarten van Jacob Abraham Lissauer, Sarah Hartog en Regina Lissauer; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Jacob Abraham Lissauer, Sarah Hartog en Regina Lissauer; Woningkaart Amsterdam Oosterpark 42 II; de Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland/transport 29 Juni 1943 en 7 Juni 1943.