Het gezin Abram was ondergedoken op verschillende adressen in Amsterdam. Vader bevond zich in de Ruyschstraat, bij een gemengd gehuwde Joodse vrouw, met wie hij nog korte tijd een relatie had. Catharina (Kitty) Abram-Speelman en dochter Lenie bevinden zich samen in de Grensstraat.
Als vader ontdekt dat zijn Joodse onderduikverleenster, die in oktober 1943 een abortus heeft laten plegen na zwanger van hem te zijn geraakt, zich met verraderspraktijken bezighoudt, begint hij uit te zien naar een ander adres. De echtgenoot van zijn onderduikverleenster is daar niet blij mee en dreigt hem aan te zullen geven. Zijn vrouw roept dat ze Kitty Abram-Speelman en dochter Lenie zal verraden.
Vader Abram waarschuwt zijn vrouw, maar die kan zich niet voorstellen dat de ene Jood de andere Jood zal verraden.
Vader verhuist op 5 december 1943 naar de Herengracht. Op 13 december worden Kitty Abram-Speelman en dochter Lenie gearresteerd op hun onderduikadres. Het echtpaar waar vader eerst zat ondergedoken staat aan de overkant van de straat toe te kijken als de arrestatie plaatsvindt.
Bron: 'Vogelvrij. De jacht op de joodse onderduiker', Sytze van der Zee, Amsterdam 2010.