Jenny Fischer wordt in 1872 in het Duitse Posen, het huidige Poolse Poznan geboren, als de dochter van Raphael Fischer en Helene Fischer-Machold. Naast Jenny krijgt het echtpaar nog twee dochters en drie zonen. De vader van Jenny heeft een groothandel in hout met een houtzagerij.
De ouders van Jenny overlijden respectievelijk in 1899 en 1901.
Jenny is 21 als haar broertje Alfred op dertienjarige leeftijd overlijdt. Haar twee zussen en de twee andere broers overlijden voor het begin van de Tweede Wereldoorlog.
Op haar negentiende trouwt Jenny met Oskar Kaiser, de huwelijksdatum is 5 november 1891. Oskar is zakenpartner bij Orenstein & Koppel, een groot bedrijf dat onder meer treinstellen maakt. Het bedrijf heeft een groot aantal fabrieken, onder andere in Wroclaw, Gdansk, Hamburg, Keulen en Dortmund. De laatste, een bedrijf met zo'n duizend medewerkers, wordt geleid door Oskar. In deze functie wordt Oscar betrokken bij de bouw van de metrolijnen in Berlijn.
In 1894 bevalt Jenny in Berlijn van een dochter die de namen Elisabeth Auguste krijgt. Deze dochter zal later trouwen met Richard Wrzeszinski. Elisabeth en Richard emigreren in 1939 naar Engeland. Ze krijgen drie kinderen: Eva (1914), Gunther (1916) en Reinhard (1925).
In december 1934 verliest Jenny haar man. Drie jaar later, in mei 1937, emigreert zij naar Nederland. Ze woont eerst in Den Haag, Alkemadelaan 233. Vanaf 16 november 1940 woont zij in het buitengebied van Klarenbeek, Klein Paradijs 40. Op 17 januari 1941 trekt zij in bij het gezin Binasch, dat in de Wildernislaan woont op nummer 8.
Het blijkt dat het gezin Binasch in Den Haag in dezelfde straat woonde als Jenny. Het is goed denkbaar dat Jenny het gezin daar heeft gekend en dat zij sinds haar vertrek uit Den Haag contact heeft gehouden.
Op 26 november 1942 wordt Jenny genoemd in het politieblad; de commissaris van politie in Apeldoorn verzoekt opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Jenny. Zij wordt ervan verdacht van woonplaats te zijn veranderd, zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben. Op deze wijze werden Joden aangeduid die onderdoken. Het is onbekend gebleven op welke datum Jenny is ondergedoken.
In dezelfde periode als Jenny, duikt een Duitse Joodse vrouw onder, met de naam Kaethe Jadwiga Kaempfer-Ledermann. Eva, Jenny’s kleindochter, is getrouwd met Heinz Martin Kaempfer, de zoon van deze Kaethe Jadwiga. De ouders van Jenny woonden ooit in de straat, waar de vader van Kaethe zijn kantoor had. Of Jenny en Kaethe gelijktijdig zijn ondergedoken, is niet bekend (beiden worden enkele weken na elkaar in het landelijke politieblad genoemd). Het is ook niet zeker dat zij op dezelfde plek ondergedoken hebben gezeten, wel komen ze allebei, volgens hun registratiekaart van de Joods Raad, ‘via Scheveningen’ in doorgangskamp Westerbork terecht. Daarom is het aannemelijk dat zij via hetzelfde netwerk een onderduikadres hebben gekregen en dat dit schuiladres is ontdekt of verraden. De aanduiding ‘via Scheveningen' verwijst vrijwel zeker naar een verblijf in het beruchte ‘Oranjehotel’. Te verifiëren is dat niet; de nazi’s hebben een aanzienlijk deel van de administratie vernietigd.
Het lukt Jenny niet om uit de handen van de bezetter te blijven. Ze wordt op 29 oktober 1943 in Kamp Westerbork geregistreerd, vrijwel zeker is zij slechts een of enkele dagen eerder gearresteerd . Dat betekent dat Jenny tenminste elf maanden heeft doorgebracht op een of meerdere onderduikadressen.
Jenny en Kaethe worden op dinsdag 16 november 1943, met transport 81, naar Auschwitz gedeporteerd.
Uit: ‘Trompettist in Auschwitz, Herinneringen van Lex van Weren’ door Dick Walda (bron: ‘In Memoriam’ door Guus Luijters): Op 16 november [1943] ben ik op transport gegaan. We reisden drie dagen en drie nachten. We wisten dat we naar Polen moesten. Gelukkig niet naar Mauthausen, dacht ik. Want daarvandaan kreeg je uitsluitend doodstijdingen. Af en toe stopte de trein, deuren gingen open. Grüne Polizei organiseerde jatwerk. We moesten al ons geld afgeven, onze horloges, vulpennen en dat soort dingen. De meeste kostbaarheden waren ons al door Lippmann en Rosenthal in Westerbork afgenomen. Als de Grüne Polizei te weinig kreeg werd er geslagen. Dat is onderweg toch zeker wel vijf of zes keer gebeurd. In Dresden - er was pas gebombardeerd - hebben we tien uur stilgestaan op een emplacement. Dat was een moeilijke situatie. In zo’n goederenwagon moest je proberen te zitten of te liggen over en door mekaar heen. Dat letterlijk alle Joden uitgeroeid moesten worden, kwam toch niet in je op? Ze hebben het me verteld toen ik in Auschwitz aankwam en ik wilde het niet geloven. Het ging mijn bevatting te boven.
Aankomst in Birkenau, op drie kilometer afstand van Auschwitz. Toen de deuren van de wagons open gingen, wist ik meteen dat het helemaal mis was. Dat gevoel had ik persoonlijk nog nooit eerder gehad. We waren in direct levensgevaar. Dat voelden we. Het was eerst doodstil. Plotseling begon een aanhoudend geschreeuw, een spreekkoor van kerels die “raus… raus… raus…” riepen. Er werd getimmerd en geslagen met stokken en zwepen. Het was mistig, dampig weer. Zeer vroeg in de morgen, bij de overgang van nacht naar dag. Later heb ik me gerealiseerd dat de SS wachtte met het openen van de wagons tot dat speciale tijdstip; de overgang van nacht naar dag. Voordat je het besefte liep je langs de SS’er, die met een gehandschoende hand aanwees; link, rechts, links, rechts. Links ging je in de vrachtauto’s, die rechtstreeks naar de gaskamers reden, hoewel je dat natuurlijk op dat moment niet wist.
Aan de hand van deze getuigenis en de sterfdata van Jenny en Kaethe is te concluderen dat de SS’er bepaalde dat zij niet geselecteerd werden voor dwangarbeid, maar in een vrachtwagen rechtstreeks naar de gaskamer zijn gereden. Op vrijdag 19 november 1943 sterven Jenny en Kaethe in de gaskamers van Auschwitz.
Bronnen: Nationaal Monument Oranjehotel, Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).
1 mei 2023