Bij de woninginschrijving van José Weil op 12 maart 1937, toen hij uit Londen kwam en zich vestigde aan de Sloestraat 6-II, staat er in het vakje Verwant "beh. br.", oftewel "behuwd broeder". José Weil was getrouwd met en gescheiden van Edith Baumann. Dit impliceert dat David Baumann de broer van Edith Baumann en dus de zwager van José Weil is.
Zoals zovelen verhuisde José Weil regelmatig. Na zijn verblijf bij de Baumannen, vertrok hij
18 okt 1937 naar de Michelangelostraat 37, bij Fritz Walter Königsberger (1895-na 1947)
21 jan 1938 naar de Vossiusstraat 11, bij de gescheiden kamerverhuurster Alberta A. Hack-Hoving (1875-1954)
19 mei 1938 naar de Deurloostraat 59-III, bij de Weense toneelspeler Johann Jonas Horowitz (1902-na 1960)
13 juni 1939 naar de Heerengracht 564 in Pension Arie van Wilsem (1895-1953)
21 maart 1941 naar de Milletstraat 37-III en op
13 feb 1942 naar de Milletstraat 37-II.
Het is op dit laatste adres waar Etty Hillesum hem bezocht vlak voordat hij naar Westerbork vertrok: "De autobril van de kleine Weyl [sic, Weil]. -- En tòch ben ik vanavond nog even naar hem toegerend. Net of we elkaar in 10 jaar niet gezien hadden." (Hillesum, Het Werk, 14 juli 1942)