De familie vlucht in 1395 uit Berlijn naar Arnhem, waar Elfriedes broer Louis al eerder naar toe was gevlucht. Vanaf 1937 huren ze een benedenwoning aan de Pels Rijckenstraat 24. In de zomer van 1942 duikt de familie onder op Van Ruisdaelstraat 78.
Aanvankelijk blijft hun dienstbode Josefine Bockting, van oorsprong een niet joodse dorpsgenote van Elfriede, achter in Berlijn. In 1937 besluit ze het gezin, waar ze een hechte band mee had gekregen, toch achterna te gaan. De Schaffits kunnen echter geen huishoudelijke hulp meer betalen. Josefine vindt werk in Amsterdam, maar blijft in nauw contact met haar vroegere werkgever. Als Rijksduitse wordt ze door de Duitse autoriteiten benaderd met de vraag om lid te worden van het “Arbeitsfront”, een nazi-instelling. In overleg met Schaffit wordt ze lid. In die hoedanigheid weet Josefine bij de bezetter woonruimte in Arnhem te versieren. Eind 1942 krijgt ze een benedenhuis aan de Apeldoornseweg 38 dat na het afvoeren van de joodse familie Herman Dormits (zie elders op de website) in beslag werd genomen. De Schaffits trekken bij haar in. Het gaat bijna twee jaar goed totdat in september 1944 de Duitsers na de Slag om Arnhem evacuatie afkondigen. Wat nu?
De Schaffits hebben weliswaar goede ‘valse’ persoonsbewijzen , maar vrezen met hun gebrekkige Nederlands argwaan te wekken als ze ergens aankloppen. Voor de Rijksduitse Josefine wordt het helemaal lastig. De vier wijken uit naar het lege huis aan de Van Ruisdaelstraat, waar ze eerder waren ondergedoken. Ze blijven in een praktisch lege stad achter. De kelder wordt ingeruimd als schuilplaats. Op 9 oktober wordt vader Schaffit levenloos aangetroffen, zittend met zijn hoofd op het tafelblad. De volgende dag begraven ze hem in de achtertuin. Een week later wordt de voorgevel door een voltreffer van een granaat geraakt. Ze gaan op zoek naar wat anders en weten het op verschillende adressen uit te zingen tot aan de bevrijding.
Na de bevrijding wordt Jacob herbegraven op de joodse begraafplaats in Arnhem.
Elfriede en Ruth krijgen de Nederlandse nationaliteit.
Josefine krijgt een ‘ontvijandigheidsverklaring’. Ze ontvangt de eervolle Yad Vashem-onderscheiding voor hulp aan Joden. Ze blijft bij de familie tot aan haar overlijden.
Ruth schrijft veel later haar ervaringen op in het boek ‘Mijn leven tussen Berlijn en Heelsum’ (Heelsum 2002).
Belangrijkste bron voor dit verhaal: “DE STILLE SLAG / Joodse Arnhemmers, 1933-1945” door Margot Klijn.