Louk Israëls was 6 toen hij en zijn broer Nico (9) overhaast door hun moeder werden weggebracht naar een onderduikadres. Het was juli 1942. Hun vader Leo was die nacht opgepakt bij een razzia en afgevoerd naar Mauthausen, waar hij op 9 januari 1943 overleed. Zelf dook moeder Wies Israëls-de Jong met haar ouders Louis de Jong en Sophia de Jong-Wolff onder in Dalfsen, waar ze in 1944 door politieman Hollander werden verraden; ze zijn op 6 maart 1944 vergast in Auschwitz.
Hun namen staan op de struikelstenen die Louk Israëls (inmiddels 77) vanmiddag onthult op de Melkmarkt in Zwolle. Hij is op nummer 43 geboren, zijn grootouders woonden op 43A. Zijn grootvader en vader hadden er een slagerij; ze kochten koeien voor de slacht, die ze eerst een paar maanden lieten grazen in hun eigen weilanden aan de IJssel. Verderop in Zwolle hadden ze nog twee huizen.
"Ik kan me die slagerij nog goed herinneren", vertelt Israëls. "We mochten er niet komen, maar dat deden we soms toch en dan werden we eruit gegooid. Als het Zwarte Water, een rivier in Zwolle, werd opgestuwd, overstroomde een deel van de binnenstad en dan stond het water op de Melkmarkt. Toen het weer eens zover was, liet mijn vader een van de bedienden een klant ophalen op zijn rug. "Maar ik moet bij een andere slager zijn", zei die vrouw toen ze er waren. Waarop mijn vader die bediende opdracht gaf haar te laten zakken."
Hij glimlacht. "Het was een groot bedrijf. En daar is niks meer van over. Als de geschiedenis normaal was verlopen dan waren mijn broer en ik vast in het bedrijf gaan werken. Mijn familie was in goeden doen, maar na de oorlog was er geen geld meer. Het is allemaal verkocht. Mijn broer en ik zijn opgevoed door een zuster van mijn moeder."
Hoewel ze meermalen werden gearresteerd hebben Israëls en zijn broer de Tweede Wereldoorlog overleefd. Hij vertelt erover in het boek 'De zorg' dat journalist Coen van Harten tien jaar geleden schreef. De titel verwijst naar de boerderij van de familie Boogaard in de Haarlemmermeer, gereformeerde boeren die het leven van ongeveer driehonderd Joden hebben gered. Vooral de wonderbaarlijke ontsnapping van de broertjes Israëls en twintig andere kinderen, die bij een razzia in 1943 door Willem Boogaard worden verborgen in de velden en het riet, spreekt tot de verbeelding.
Het boek was bedoeld voor zijn familie, zegt Israëls. "Het is mijn verhaal, maar ik wilde er geen onzekerheid over, dus we hebben alles nagetrokken. Er zijn vijfhonderd exemplaren gedrukt en daarna nog eens duizend. Meer niet." Hij gebruikt het als hij op een middelbare school wordt uitgenodigd om te vertellen over de oorlog en over goed en fout. "Dan krijg ik soms toch indringende vragen."
De laatste oorlogsjaren overleefde de kleine Louk in Heemskerk, in het kinderrijke katholieke gezin van pa en moe Kunnen. "Ik was de jongste, met een donkere kop. Die andere kinderen waren blond, maar ik kon daar vrij rondlopen." Acht jaar geleden vroeg Israëls voor zijn onderduikouders de Yad Vashem-onderscheiding 'Rechtvaardigen onder de volkeren' aan, die eerder ook al aan drie Boogaards was toegekend.
Een oproep om de Zwolse politiecommissaris Joop Lentinck te eren, door een straat of plein naar hem te vernoemen, werd door de burgemeester van Zwolle afgewezen. Jammer, vindt Israëls, die zijn boek begint als hij in de cel van het Zwolse politiebureau zijn eerste melktand wisselt. Lentinck is dan al door de Duitse bezetters ontslagen, maar hij weet de broertjes Israëls via bevriende politiemensen vrij te krijgen. "Een prima man, hij heeft veel goed gedaan."
De onthulling van de struikelstenen wordt emotioneel, verwacht Israëls. "Ik ben voor het schrijven van het boek al terug geweest in het huis op de Melkmarkt en in de sjoel in Zwolle, waar ik op een plaquette ook de namen van mijn ouders en grootouders vond. Dan moet je wel even slikken. Terwijl ik daar normaal niet zo mee bezig ben. Ik heb het afgerond. Ik rijd in Duitse auto's en ik heb in mijn leven goed zaken gedaan in Duitsland. Ik denk dat het goed is dat het zo gaat. Ik weet wie Hollander was, die in Dalfsen mijn moeder en grootouders heeft verraden, maar ik ben nooit uit geweest op wraak."
Struikelstenen voor gedeporteerden
Gunter Demnig bracht gistermiddag elf van zijn gedenktekens, zogeheten Stolpersteine (struikelstenen) aan in Zwolle. Eerder op de dag deed hij dat in Zutphen en Raalte. De Duitse kunstenaar breidt zijn project ter herinnering van mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn weggevoerd en gedood steeds meer uit. In Nederland liggen al honderden stenen, verdeeld over 75 gemeenten. Borne was zeven jaar geleden de eerste. Demnig metselt de stenen in voor het huis waar een Holocaustslachtoffer woonde. Hij gebruikt blokvormige keien van 10 bij 10 bij 10 centimeter, met een messing plaatje erop waarin naam, geboortedatum, datum van deportatie en datum van overlijden zijn gestanst. Hij noemt ze struikelstenen omdat de voorbijganger er figuurlijk over struikelt, "met je hoofd en je hart", en dan moet bukken om de tekst te lezen. "Een mens is pas vergeten wanneer zijn naam vergeten is", zo citeert hij de Talmud. De eerste Stolpersteine legde Demnig in de jaren negentig in Berlijn en Keulen. Inmiddels liggen er in twintig Europese landen zo'n 50.000 struikelstenen. De Stichting Zwolse Stolpersteine is een jaar geleden opgericht, met als doel het plaatsen van struikelstenen voor in de Tweede Wereldoorlog omgebrachte Joodse Zwollenaren. Dat zijn er 456. De stenen die gisteren zijn gelegd, worden vandaag onthuld in het bijzijn van nabestaanden.
Addition