Jacob Lissing werd in 1905 geboren als jongste kind van Joseph Lissing en Judith de Wolff. Hij had een oudere zuster, Catharina, die later trouwde met Louis Wagenhuis. Jacob Lissing trouwde zelf in 1931 met de in Duitsland geboren Elfriede (Friedel) Richarz. Zij kregen twee dochters, in 1935 en 1938.
Jacob Lissing werkte als stoffeninkoper bij Gebr. Gerzon's Modemagazijnen en werd daar vanwege zijn joodse afkomst ontslagen op 31 mei 1942. Daarna kwam hij in dienst bij een kleermaker in de Amsterdamse Lootsstraat.
Hoewel nagenoeg iedereen met de familienaam Lissing in de oorlog gedeporteerd werd, was Jacob Lissing hiertegen beschermd door zijn gemengde huwelijk. Hij en zijn vrouw boden plaats aan onderduikers en werden begin 1944 verraden door een buurman. Hoewel hij aanvankelijk te werk was gesteld op Schiphol, werd hij later gedeporteerd naar Westerbork en vandaar op 23 maart 1944 naar Auschwitz. Op 24 oktober van dat jaar werd hij overgeplaatst naar het werkkamp Lieberose, onderdeel van Sachsenhausen. Zijn naam komt niet voor op de laatste transportlijsten vanuit Sachsenhausen bij de evacuatie van dat kamp (februari 1945). Waarschijnlijk is hij nadien overleden, mogelijk tijdens één van de zogenaamde dodenmarsen. Zijn vrouw en twee dochters hebben de oorlog overleefd en werden (pas) in 1952 officieel over zijn overlijden geïnformeerd.
Addition