Mietje de Horst verbleef in de inrichting Groot Graffel in Warnsveld. De directeur van deze instelling, Paul Bork, wordt op 6 april 1943 gearresteerd. Op die dag worden zes patiënten die verbleven in de locatie Zutphen overgebracht naar Westerbork. Ook de Judensachbearbeiter van de Aussenstelle Arnhem Willy Bühe is dan in Zutphen aanwezig. Deze laat Paul van Bork overbrengen naar de SD in Arnhem en verhoort hem langdurig om hem onder druk te zetten ook de namen te geven van de Joodse patiënten in de locatie Warnsveld. Uiteindelijk reizen Van Bork en Bühe op 8 april naar Warnsveld en daar worden de patiënten aangewezen, onder de belofte dat zij onder toezicht van de Joodse Raad zullen worden overgebracht naar het noodziekenhuis in Zutphen. Borck vertelt: “Hij heeft mij toen met zijn auto gevankelijk vanuit Arnhem meegenomen naar Groot Graffel te Warnsveld en daar heb ik met mijn collega’s de volgende patiënten aangewezen, nl Samuel Markus (Dokkum 14 december 1866, ongehuwd), Ludwig Alexander (Köln 10 september 1894), Rosa de Beer (Findorf, 23 mei 1861), Bloeme de Beer (Hoogezand 21 december 1878), Grietje Akker (Hoogeveen 17 september 1858), Alberdina Spijer (Amsterdam 21 september 1868, gescheiden van I.S. Hamburger), Sara Cohen (Amsterdam 22 februari 1889), Mietje de Horst (Kuinre 28 december 1866), Cato Konijn (Haarlem 11 april 1894). Deze patiënten zijn daarop in een vrachtwagen geladen en overgebracht naar het Noodziekenhuis aan de Halterstraat te Zutphen, alwaar zij dien nacht onder bewaking van den Joodse Raad zijn gebleven. Ik ben daarop direct in vrijheid gesteld doch bedoelde joodse patiënten zijn de volgende dag met vrachtauto’s naar Westerbork vervoerd. Er was een patiënt bij die per brancard in de vrachtauto is vervoerd terwijl er meer ernstig zieken bij waren”.
Zie ook het artikel over Rachel Mendes da Costa en Albert Cohn op www.oorloginnijmegen.nl