Gustav Witting is samen met zijn zus Selma Witting halverwege de jaren dertig in Mook komen wonen, waar ook hun zus Regina Jacobsohn-Wittkowski woonde met haar zoon Fritz Jacobsohn en zijn gezin.
Gustav en zijn zus Selma gaven gehoor aan de oproep om zich te melden voor deportatie in de veronderstelling dat, omdat zij zich altijd goed aan de voorschriften gehouden hadden, hen weinig kon gebeuren.
Uit een briefwisseling met het Joods Maatschappelijk Werk komt naar voren dat bij aankomst in Westerbork het geld dat zij bij zich hadden in beslag is genomen door een beambte van de Liro. Gustav had één gulden en 80 cent bij zich, Selma één gulden en 28 cent.