In de steden en dorpen waar joden zich mochten vestigen en waar voldoende joden woonden, werd een zelfstandig functionerende joodse gemeente opgericht, een zogenaamde kehilla. De kehilla werd bestuurd door parnassijns, bestuurders die de leiding hadden over kerkelijke zaken, en tegelijkertijd ook verantwoordelijk waren voor het bestuur (en bijvoorbeeld ook voor de armenzorg) en de civiele rechtspraak van de gemeente. Een joodse gemeente was zo een afgesloten, zich zelf besturend geheel.
[Zie ook het Thema Joodse sociale organisaties]
Hoofdstuk