Addition

Rachel Brilleman

1918-1943

Rachel Brilleman, geb. Amsterdam 31 oktober 1918, overl. Sobibór 11 juni 1943.

Ouders:

Aäron Brilleman, geb. Amsterdam 8 juli 1877, werd op 16 december 1896 vrijgesteld van militaire dienst, diamantslijper, lid ANDB, vakgroep 2, nr. 262, overl. Amsterdam 9 november 1936, huwelijk te Zaandam 28 maart 1907 met Catharina Frankfoorder, geb. Zaandam 1 februari 1880, overl. Sobibór 26 februari 1943.

Aäron verkreeg op 1 september 1934 een ventvergunning voor bloemen en planten in wijk oost, Amsterdam. Hij was toen 57 jaar oud. Bij zijn huwelijk in 1907 werd hij nog vermeld als diamantslijper. Hij woonde met gezin Iepenplein 17, 3 hoog te Amsterdam. Op 1 mei 1939 verhuisde zijn weduwe met kinderen naar de Blasiusstraat 66  II (inschrijving BR Amsterdam).

Rachel was hun jongste dochter.

 

Grootouders:

Levie Brilleman (1836-1915) en Eva Leeuwaarden (1838-1917)

Isaac Frankfoorder (1837-1906) en Rachel Polak (1846-1899)

 

Broers en zus:

Isidoor Brilleman, (ook: Isidoor Louis), geb. Amsterdam 9 april 1908, overl. Auschwitz 31 december 1942.

Op 8 april 1927 geschikt verklaard voor militaire dienst. Hij was toen kleermaker. Gaat diverse keren met groot verlof: 1928, 1931 en 1934. Op 13 oktober 1939 wordt hij uit dienst ontslagen “wegens gebreken”. 

Op 11 augustus 1941 doet Isidoor aangifte van zijn gestolen fiets. “Rapportnummer: 223, Wijkbureau: Linnaeusstraat. Op 11 augustus 1941, 10.50 uur doet Isidoor Louis Brilleman, expediteursknecht, 33 jaar oud, Won. Blasiusstr. 66 II, aangifte van de diefstal van zijn rijwiel dat ‘s nacht gestolen werd van voor Musschenbroekstraat 1a. Geen vermoeden over de dader.”

Beroepen: Kleermaker, Militair, expediteursknecht, huisknecht rusthuis Mok, Ruyschstraat 46 Amsterdam.

In Westerbork 15 september 1942. Op transport 18 september 1942 naar Auschwitz (indexkaartje Westerbork), aankomst 20 september 1942. (Staatscourant geeft als overlijdensdatum echter 31 december 1942).

Isidoor was ongehuwd.

—————

Levie (ook: Louis) Brilleman, geb. Amsterdam 23 december 1909, diamantbewerker, overl. Amsterdam 10 december 2004. Crematie 16 december 2004. Urn begraven begraafplaats De Nieuwe Ooster, Amsterdam. Hij werd 95 jaar oud.

Levie werd (als Louis) lid van de ANDB op 8 april 1924. Leermeesters: Groen & Co en M. Zeldenrust. Hij werkte bij Grupping en bij Van der Jardent J. Th. Hij woonde toen Iepenplein 17 III. Lidnummer 4471, sectie 1.

Beroepen: diamantwerker, bontwerker

Opgepakt op 16 januari en op 17 januari 1943 naar Vught.

Op 9 maart 1944 werkzaam bij het Philips-Kommando.

Het Philips-Kommando was een arbeidscommando in concentratiekamp Vught. Er werkten tussen februari 1943 en juni 1944 Joodse en niet-Joodse gevangenen in relatief beschermde omstandigheden. Er werden o.a. knijpkatten, radiobuizen, condensatoren en scheerapparaten gefabriceerd.

Op 20 maart 1944 op transport van Vught naar Westerbork.

Op 21 maart 1944 geregistreerd in Westerbork

Op 23 maart 1944 transport van Westerbork naar Auschwitz.

Op 25 maart 1944 aankomst Auschwitz. Hij was een zgn. “Schutzjude”.

Signalement: lengte 1,63 m., postuur: slank, gezicht: langwerpig, haren en ogen: bruin, mond en oren: normaal, neus: “wellig” (krom, gebogen), taal: Hollands, geen bijzondere kenmerken of besmettelijke ziekten, gebit: volledig. Beroep: bontwerker. (ondertekend door Levie Brilleman).

Op 28 januari 1946 via Zweden terug in Nederland.

Hij overleefde het concentratiekamp en woonde met echtgenote Trijntje Huijser en dochtertje Catharina Rosette in Marisstraat 16 te Zandvoort.

Advertentie Harlinger Courant 18 mei 1954: Zelfstandig meisje, gevraagd in de huishouding voor dag en nacht. Goed loon en goede behandeling verzekerd. L. Brilleman, Marisstraat 16, Zandvoort. (Zelfde advertentie in Leeuwarder Courant op 19 mei). (delpher.nl)

Advertentie in Het Parool 31 augustus 1955. De eenjarige boxer van mevr. Brilleman, Marisstraat 16, Zandvoort, is weggelopen in Tuinstad Slotermeer, waar hij uit een auto is gesprongen. Deze hond begeleidde en bewaakte altijd een dochtertje van mevrouw Brilleman, dat lijdt aan epilepsie. Signalement van de hond: gestroomde boxer, reu, naam Babsie, staart zeer kort gecoupeerd, hangende oren, wratjes onder de kin. Wie, o wie? Tel. nr. fam. Brilleman Zandvoort. (delpher.nl)

—————

Jacob Brilleman, geb. Amsterdam 23 maart 1912, overl. Auschwitz 31 maart 1944.

Op 15 april 1931 voorgoed afgekeurd’ voor militaire dienst. Hij was te klein 152 cm en 1 mm. Verdere vermelding: 6 jaar lager onderwijs genoten, leerling briljantslijper; is ook 2 jaar kleermakersknecht geweest.

Kreeg op 1 september 1934 een ventvergunning voor consumptieijs, bloemen en planten, standplaats Amsterdam-oost. Werd jaarlijks verlengd. De laatste verlenging was op 26 mei 1941.

Op 16 februari 1943 naar Arbeitslager Oud-Leusden tot 20 mei 1943. Op 17 februari in kamp Vught.

Op 18 oktober 1943 ingeschreven Westerbork. Op dinsdag 19 oktober 1943 vanuit Westerbork op transport naar Auschwitz.

Jacob was ongehuwd.

—————

Eva Sara Brilleman, geb. Amsterdam 20 december 1913, overl. Sobibór 11 juni 1943.

Zij was als leerling ‘roosjessnijden’, toegelaten op 19 december 1928, in functie bij Swalef in Tilanusstraat 40. Woonde Iepenplein 17 III. Had haar ‘proef’ afgelegd bij Lopez Cardozo de Jong. Roosjessnijdsters maakten de grondvorm uit de stenen.

Zij werd op 30 september 1930 lid van de ANDB, lid van vakgroep 7 nr. 17. Zij woonde Iepenplein 17 III. Zij werd ontslagen op 14 september 1931. (Bron: lidmaatschapskaart Algemene Diamantbewerkersbond).

Gedurende de crisisjaren, volgend op de Beurskrach, verloren veel diamantbewerkers hun baan. De bewerking van diamanten verplaatste zich naar Antwerpen, waar dit werk tegen lagere lonen werd gedaan. De nekslag voor Amsterdamse diamantbewerking en -handel zou in de oorlog plaatsvinden door deportaties van vaklieden.

Inpakster bij Van Houten’s Cacao- en Chocoladefabriek. Ook vermeld als bakster.

Persoonsbewijs 456816 op 5 augustus 1941

Opgepakt op 16 februari 1943. Op 17 februari 1943 geregistreerd in kamp Vught, komend uit Amsterdam.

In april-mei 1943 stuurt Eva brieven uit Vught.

Van Vught naar Westerbork op 7 juni 1943, (meteen doorgejaagd in klaarstaande trein naar Sobibor, die de volgende dag vertrok).

Eva Sara was ongehuwd.

  

Adressen in Amsterdam waar Rachel heeft gewoond:

- Iepenplein 17 3 hoog Amsterdam; ouderlijk huis.
- 1 mei 1938 Blasiusstraat 66 II - bij moeder, wed. Brilleman. Op straatniveau was hier een kantoorboekhandel/boekbinderij/leeszaal gevestigd; Fa. Alb. Vlaanderen Oldenzeel.
   (Hier werd Rachels dochter Roza geboren in juni ‘39, de vader bleef onbekend).
- 25 juli 1939 Uithoornstraat 48 2 hoog - bij Schönhorn (kleermaker, Pools echtpaar).
- 19 oktober 1939 Blasiusstraat 66 II - bij moeder, wed. Brilleman
- 4 september 1940 Scheldestraat 70, 2 hoog -  bij Kouwer
- 10 april 1941 Jekerstraat 7 , I - bij Waterman
- 18 februari 1942 Nieuwe Achtergracht 114, III zs, (mogelijk tot 16 februari 1943, tot ze werd opgepakt). In 1940 was hier gevestigd Diamantzagerij Van Asselt & Coronel.

 

Persoonsbewijs:

Uitgereikt 6 augustus 1941, nr. 456460

 

Beroep:

Diamantsnijdster

Inpakster Van Houten’s Cacao- en Chocoladefabriek Amsterdam

Fabrieksarbeidster

Verpleeghulp in Rusthuis Mok

 

Kinderen:

Rosa/Roosje Brilleman, geb. Amsterdam 28 juni 1939, overl. Sobibór 11 juni 1943.

Catharina/Kitty Brilleman, geb. Amsterdam 9 maart 1942, overl. Westerbork 6 juli 1943. (In Westerbork was niet duidelijk wie dit kind was. Er worden ook twee verschillende geboortejaren genoemd).

(Nergens een vader genoemd van deze kinderen; geen huwelijksinschrijving gevonden).

 

Arrestatie en transporten:

- Opgepakt Amsterdam 16 februari 1943, met dochter Roza/Roosje.

- Van Hollandsche Schouwburg Amsterdam naar kamp Vught (Herzogenbusch) op 17 februari 1943.

- Mededeling in Vught op 5 juni 1943: moeders met kinderen moeten zich klaarmaken voor vertrek. (zie foto’s)

- Van Vught vertrokken naar Westerbork op 6 juni 1943 (een dag later was er nog een transport).

- Van Westerbork, (barak 62) naar Sobibór op 8 juni 1943 (kindertransport).

- Vermoord in Sobibór op 11 juni 1943 met dochter Rosa en zus Eva Sara.

 ——————

Etty Hillesum wrote about the transport from 6 June that had come in at night from Vught and the departure to Sobibór on 8 June.

Monday morning, eleven o’ clock, 7 June 1943”. (pages 267-269)

From four to nine I dragged screaming children around and carried luggage for exhausted women. It was hard going and heart-rending. Women with small children, 1600 (tonight another 1600 wil arrive); the men had been deliberately kept back in Vught. The morning transport is ready. [....] Large empty cattle cars.” [....]

Tuesday, 8 June 1943, ten o’ clock. (pages 273, 274)

[....] The people have already been loaded onto the freight cars; the doors are closed. [....] They are doing a thorough job here today; big shots from The Hague have come on a visit. [....] I’ve been up since four this morning dealing with babies and carrying luggage. In a few hours you can accumulate enough gloom here to last a lifetime. [....] The engine gives a piercing shriek. The whole camp holds its breath; another three thousand Jews are about to leave. There are babies with pneumonia lying in the freight cars. Sometimes what goes on here seems totally unreal. [....] The freight cars had been completely sealed, but a plank had been left out here and there, and people put their hands through the gaps and waved as if they were drowning. The sky is full of birds, the purple lupins stand up so regally and peacefully. [....] The sun is shining on my face [....] and right before our eyes, mass murder. The whole thing is simply beyond comprehension.

From: Etty Hillesum - An interrupted life: the diaries 1941-1943; and letters from Westerbork. (Edition 1996, New York). (Etty Hillesum was murdered in Auschwitz on 30 November 1943).

 —————

On Monday, June 7 1943 Philip Mechanicus wrote about the Vught transport that had arrived on Sunday night.

[…] An emotional scene the like of which we have seldom seen. The women cleaners came sobbing into the ward this morning and the men snorted: “That’s about the foulest thing we’ve ever come across.’ A mild description of all that people have experienced here in Westerbork alone. On such occasions language is inadequate. At about half past four in the morning a transport […] arrived in cattle trucks. Except for about a hundred men, they were all wretched women with their infants and older children. […]

They arrived as thin as rakes and worn out after a ten-hour journey. They spoke vehemently about their despicable treatment at Vught, the exhaustion and humiliation of it all. Up at four o’clock in the morning, roll-call at half past four, standing till six o’clock, at work at half past six, often with dogs at their heels. Until half past six in the evening, sometimes half past seven, with a meal break of one hour.

Several of the babies are ill, with scarlet fever or measles. In my ward there is a baby, a curly-headed little thing not one year old, deposited amongst the other children. […] At Vught an average of four babies die every day. […]

From: Waiting for death: a diary - Philip Mechanicus, ed. Calder & Boyers, London 1969, page 37. (Mechanicus died on October 12th 1944 in Auschwitz).