Elie Oppenheimer had een koshere poelierszaak, waar hij ook boter, kaas en eieren verkocht. Begin 1942 komen twee Arnhemse politieagenten bij hem langs voor een onderzoek. Zijn zaak is dan inmiddels al gesloten en er is geen voorraad meer aanwezig. Wel blijkt uit de inventarisatie dat er nog twee toonbanken, een weegschaal met gewichten en een winkelopstal in het pand zijn. De vergunning van B&W om zondags open te zijn, wordt tijdens het bezoek door de agenten ingenomen.
Margo Klijn, De stille slag: Joodse Arnhemmers, 1933-1945 (Westervoort 2003) 35, 124.
Addition