Addition

Over het gezin Waas en de februarirazzia's 1941

Mozes Waas en zijn broer Jacob waren de twee jongsten in het gezin van Isaäc Waas en Betje Aandagt. Ze hadden een oudere broer, Barend, en zus, Esther.  Vader Isaäc werkte als sigarenmaker, moeder Betje zorgde voor de kinderen.

Mozes volgde zes jaar lager onderwijs en zijn jongere broer Jacob zeven, plus nog een jaar voorgezet onderwijs op de mulo. Jacob leerde daarna voor meubelmaker, maar werd uiteindelijk magazijnbediende bij de Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam (HEMA), die toentertijd haar hoofdvestiging had in de Kalverstraat en een filiaal in de Oude Hoogstraat. Mozes werd ‘magazijnbediende’, de toenmalige gangbare naam voor verkoper in een winkel. Hij verkocht damesmodeartikelen.

Mozes trouwde op 1 mei 1935 met Cornelia Sweijd, dochter van een Joodse moeder en een niet-Joodse vader. Hij trok in bij zijn schoonouders in de IJselstraat, in de rivierenbuurt in Amsterdam Nieuw-Zuid. Het stel bleef kinderloos. 

De overige leden van het gezin bleven dicht bij elkaar in het hart van de Jodenbuurt wonen. Een maand voor het huwelijk van Mozes waren Isaac, Betje en hun zoon Jacob, die zijn hele leven vrijgezel zou blijven, naar het Jonas Daniël Meijerplein 17-III verhuisd. Op de begane grond van nummer 17 woonde de oudste zoon Barend Waas met zijn echtgenote Sientje Beugeltas en hun vijf kinderen. Ook dochter Esther en haar gezin woonden vlakbij, op de Zwanenburgwal 64-III.

Tijdens de razzia van zaterdag 22 februari 1941 was het Jonas Daniël Meijerplein de slechtst denkbare plek om te wonen. Op de brug die vanuit alle huizen op het plein te zien was, stonden gewapende Duitse politiemannen die alle mannen op straat aanhielden en vroegen of ze Jood waren. Als zij die vraag bevestigend beantwoordden, werden ze hardhandig naar de gereedstaande vrachtwagens opgejaagd. Een politieman met een hond aan de lijn stond klaar om een eind te maken aan elke poging tot vluchten. De deuren van verschillende huizen op het plein werden ingetrapt om jonge mannen naar buiten te slepen. Zowel Mozes als Jacob werd opgepakt. Hun ouders hebben van achter hun gordijn kunnen gadeslaan wat er met hun zoons op het plein gebeurde: ze werden in rijen opgesteld met hun handen omhoog en onder schot gehouden, door de politie getreiterd en mishandeld en ten slotte in vrachtauto’s afgevoerd. Ook twee neven werden opgepakt: Jacob en Samson van Bergen, zoons van de zus van vader Isaäc, Flora. Dat de mannen naar kamp Schoorl en van daaruit naar Buchenwald werden overgebracht, was bij de achterblijvers niet onmiddellijk bekend. Op 22 mei volgde deportatie naar Mauthausen. Het eerste doodsbericht dat binnenkwam, betrof neef Samson van Bergen. Hij kwam op 2 juli om het leven. In de loop van augustus, september en december 1941 vernam de familie dat ook de drie andere mannen waren overleden: Mozes Waas op 24 augustus, Jacob van Bergen op 12 augustus en Jacob Waas op 6 december 1941.

Van het gezin Waas zou niemand de oorlog overleven. Ook vader Isaäc, moeder Betje, broer Barend en zijn gezin, zus Esther en haar man en kinderen werden in vernietigingskampen van de naziʼs vermoord. De enige die de oorlog doorkwam, was de echtgenote van Mozes, Cornelia Sweijd, dochter van een Joodse moeder en een niet-Joodse vader. Zij dook onder bij een niet-Joodse familie.

Gebaseerd op onderzoek en verhaal van Wally de Lang