Johanna Silas (1910-1945), onderwijzeres van beroep, was een dochter van Judith Silas (1874-1942) en een onbekende vader.
Moeder Judith was in begin 1909 gescheiden van Izak Samson (1872-1928), waarmee ze een zoon Demosthenes Izak (1897-1945) had.
Johanna werd geboren in de “Rijkskweekschool voor vroedvrouwen”; de geboorteakte vermeldt geen vader. Op 23 januari 1911 werd zij door Judith Silas bij akte erkend.
Zij woonde in de Kerkstraat 232 te Amsterdam, in Den Haag, in Knokke (België) en vervolgens aan de Marnixstraat 238 te Amsterdam, waar haar (half-)broer Demosthenes eveneens verbleef.
Op 14 juli 1944, 8:00 uur, vermeldt een politierapport, “brengen de opperwachtmeesters Capelle en Koning d.d. S.D., Adama van Scheltemaplein vanaf hun woningen twee personen resp. genaamd: Arnold Jan Kip, geb. A’dam 10-5-1897, kantoorbediende, won. Haarl. Houttuinen, 70, drie hoog, achter, en Johanna Silas, geb. A’dam 14-12-1910, onderwijzeres, won. Marnixstraat 238, twee hoog, alh. Blijven voor afhaling.”
Vervolgens om 9:00 uur “Worden A.J. Kip en J. Silas, gen. In bovenstaande mut., per pol. auto begeleid door de Rechercheurs Jongeling en Idsinga d.d. H-B overgebracht naar Adama van Scheltemaplein (kamer 18) alh.”
Op 14 augustus 1944 werd Johanna overgebracht naar kamp Westerbork; vandaar op 13 september naar Bergen-Belsen en op 16 december naar Ravensbrück.
Op 6 april 1945 werd zij gedeporteerd naar “Schoningslager Mittwerda in Silesia”.
Dit “Schoningslager” heeft echter nooit bestaan; het werd gebruikt om de moord op de gevangenen in Ravensbrück te verhullen. ITS Arolsen schrijft daarover: “With regard to the indication Mittwerda in Silesia mentioned in our records, may we remark that such a town does not exist in Silesia. With the term “Schonungslager Mittwerda in Schlesien”, the SS wanted to disguise the killing of prisoners”.