Mozes (Maurits, in het dagelijks leven Maup) Auerhaan is opgepakt op zaterdag 22 februari 1941 met de groep van 425 Joodse mannen die gearresteerd zijn bij de eerste razzia's in Amsterdam, na de rellen en gevechten rond het Waterlooplein en in de Pijp. Hij behoorde tot de groep die via Schoorl eerst naar Buchenwald gestuurd werd en daar onder zeer zware omstandigheden in de steengroeve moest werken. Vandaar werden hij en de andere overlevenden op 22 mei 1941 naar Mauthausen gestuurd waar opnieuw een steengroeve op hen wachtte. Vanaf februari 1941 waren de eerste doodsberichten van gevangenen in Mauthausen al snel in Nederland binnengekomen. Maup heeft het nog tot oktober 1941 volgehouden.
Dat hij in februari 1941 is opgepakt, is door zijn zus Henriëtte (Jet) Pimentel-Auerhaan verteld op 5 november 1943 in een gesprek met H. Calmeyer. Overige informatie over zijn lijdensweg is gevonden in het Arolson Archiv.
Een broer en een zus van Maup en zijn moeder Marie Wessels overleefden de oorlog. (Verslag van dit gesprek is te vinden in Henriette's dossier in de Calmeyercollectie, Centrum voor Familiegeschiedenis, Den Haag).
De pasfoto van Maup Auerhaan is in bezit van zijn achterneef Rob Smit.
Addition