Jonas Mendels is de zoon van onderwijzer Mozes Mendels en Bloeme Blitz. De ouders van Jonas worden in juni 1943 in Sobibor omgebracht. Jonas heeft een drie jaar oudere zus, Grietje. Zij overleeft de oorlog.
Hetty van Gelder is de dochter uit het huwelijk van David van Gelder, kantoorbediende en later koopman in horloges, en van Maria van Gelder-Kiek. De ouders van Hetty komen in 1945 in concentratiekamp Bergen-Belsen om het leven. Hetty heeft een drie jaar jongere zus, Renée. Deze zus komt in 1943 om in Auschwitz.
Hetty groeit op in Amsterdam. Ze volgt hier onderwijs aan het Amsterdams Lyceum en vervolgens begint ze aan de studie medicijnen. Ze blijft tot aan haar huwelijk in de hoofdstad wonen.
Ook Jonas groeit op in Amsterdam. In 1928 wordt hij gekeurd voor de dienstplicht. In het Militieregister staat vermeld dat hij op dat moment geneeskunde studeert, 1 meter 79 lang is en als ‘voorgoed ongeschikt’ wordt aangemerkt; hij hoeft niet in militaire dienst. In 1933 rondt hij de opleiding geneeskunde af en specialiseert zich in inwendige geneeskunde. Hij woont een jaar in Utrecht en keert daarna weer terug naar het huis van zijn ouders in zijn geboortestad. Daar werkt hij als huisarts in Amsterdam-Oost.
Het is onbekend waar Jonas en Hetty elkaar hebben leren kennen, mogelijk in hun studietijd. Op 22 december 1939 geven Jonas en Hetty elkaar in Amsterdam het ja-woord. Rond hun huwelijk verhuizen zij naar Apeldoorn waar ze gaan wonen in de Zutphensestraat, in het huis op nummer 153 II (nu: Myrtillushof 22). Het adres maakt deel uit van de Sarah-hoeve, een serie woningen voor medewerkers van het Apeldoornsche Bosch. Ook de directeur, de godsdienstleraar en de electricien wonen in deze huizen. Hetty gaat in Apeldoorn verder met haar studie. Jonas gaat aan de slag als internist-röntgenoloog, voor een aanvangssalaris van 4.500 gulden per jaar. Na twee jaar is dit verhoogd naar 4.800 gulden.
Een half jaar na het begin van de bezetting, op 2 november 1940, bevalt Hetty van een zoon, Eljah. In december 1941 plaatst het echtpaar een advertentie in het Joodsche Weekblad; ze zijn op zoek naar hulp in de huishouding. In de advertentie omschrijven zij zichzelf als een ‘jong ritueel gezin’.
In de loop van de oorlog worden steeds meer Joden opgepakt en weggevoerd, zo ook in Apeldoorn. Jonas en Hetty besluiten om voor Eljah een onderduikadres te zoeken. In januari 1943 blijven Jonas en Hetty alleen thuis achter en ‘verdwijnt’ hun tweejarige zoon in de onderduik. Enkele weken lang gaat Eljah van het ene naar het andere onderduikadres. In april 1943 vindt hij onderdak bij een jong echtpaar in Leeuwarden. Vanuit het verzet krijgt hij valse papieren. Eljah draait volop mee in het gezinsleven en kan ongestoord buitenspelen.
Op 19 januari 1943, kort nadat het echtpaar hun kind heeft moeten loslaten, worden vrijwel alle overgebleven Apeldoornse Joden op het terrein van het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. De volgende dag komt een groep van de Ordedienst uit Kamp Westerbork aan in het Apeldoornsche Bosch. De Ordedienst bestaat uit Joodse geïnterneerden die onder dwang mee moeten werken aan de Jodenvervolging; niet mee werken betekent deportatie van het gehele gezin van de persoon in kwestie. Ditmaal wordt de Ordedienst aangewezen om de SS te helpen met de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch, maar ze komen een dag te vroeg in Apeldoorn aan. De komst van de Ordedienst is in korte tijd het zoveelste signaal aan de directie van het Apeldoornsche Bosch dat patiënten en personeel niet langer veilig zijn. De volgende dag, 21 januari 1943, komt de SS en wordt het hele terrein afgezet. In deze nacht wordt het terrein op wrede wijze ontruimd. Uit het dagboek van een lid van de ‘Fliegende Kolonne’ komt naar voren dat vrijwel alle personeelsleden worden opgesloten of bewaakt. Het is niet bekend wat het echtpaar Mendels heeft bemerkt van de gruwelijkheden die op het terrein plaatsvinden. Dorpelingen horen het geschreeuw en gekrijs van de vele patiënten die in de vrachtwagens op weg zijn naar het treinstation van Apeldoorn. Alle patiënten worden, meestal hardhandig, in de gereedstaande veewagons opgesloten. Nadat minimaal 871 personen al urenlang in de afgesloten wagons zitten, worden er vijftig personeelsleden van het Apeldoornsche Bosch in de laatste, nog lege, wagon opgesloten en vertrekt de trein in de vroege ochtend van vrijdag 22 januari 1943 vanaf treinstation Apeldoorn. De trein rijdt rechtstreeks naar Auschwitz. Jonas en Hetty behoren echter niet tot deze groep.
Het echtpaar blijft met een groep Joden op het vrijwel geheel verlaten en ondertussen aan plundering onderhevige terrein achter. In de loop van de dag worden zij met een groot aantal anderen op transport gezet, naar Kamp Westerbork. Uit het eerder aangehaalde dagboek van een lid van de ‘Fliegende Kolonne’ komt naar voren dat de laboratorium- en röntgenapparatuur en ander medische materiaal uit de werkkamers van de artsen wordt gehaald en naar Krakau in bezet Polen gestuurd. Het grootste deel van de medicijnen die Jonas en zijn collega’s tot voor kort hebben beheerd, wordt naar Den Haag gezonden.
Jonas en Hetty worden bijna drie maanden lang in het Kamp Westerbork geïnterneerd. Op 15 april 1943 wordt het echtpaar naar Kamp Vught gedeporteerd (het NIOD vermeldt 22 april 1943). Hier moeten zij een gevangenispak dragen, waar een gele driehoek op is genaaid; zo wordt duidelijk gemaakt dat het om Joodse gevangenen gaat. Ook krijgen zij een gevangenen-nummer toegewezen. Op een naoorlogse registratiekaart staat vermeld dat Hetty in Kamp Vught verpleegster was in ziekenbarak 29.
Na een internering van zeven maanden in Kamp Vught wordt het echtpaar weer op transport gezet. Op 15 november 1943 vertrekt vanuit het kamp een trein, die hen, samen met 1147 anderen, via Kamp Westerbork, naar vernietigingskamp Auschwitz deporteert.
Het transport naar bezet Polen betreft vooral gedeporteerden die volgens de maatstaven van de nazi’s geschikt zijn voor het verrichten van dwangarbeid. Bij aankomst in Auschwitz-Birkenau wordt het leven van Jonas en Hetty en de 1147 anderen om die reden dan ook in eerste instantie nog gespaard; iedereen krijgt een nummer op de arm getatoeëerd. Allen worden zes weken in het kamp in quarantaine geplaatst. Sommigen moeten, ondanks de quarantaine-periode, dan al dwangarbeid verrichten. Veel vrouwen sterven in deze zes weken aan tyfus, dysenterie en andere ziekten.
Jonas heeft als vastgestelde sterfdatum 31 januari 1944, dit betekent in dit geval dat hij tussen 18 november 1943 en 31 januari 1944 omkomt door vergassing of dat hij bezwijkt aan ziekte, de gevolgen van dwangarbeid of op een andere wijze is omgekomen.
Hetty behoort tot de vijf vrouwen die op 31 januari 1944 door de nazi’s worden geselecteerd; de overige, nog in leven zijnde vrouwen, worden vergast. De exacte datum en tijd waarop Hetty omkomt is niet duidelijk, het is niet bekend of ze nog uit vernietigingskamp Auschwitz naar elders is gedeporteerd. De bij wet bepaalde plaats van overlijden is echter vastgesteld als Polen.
Na de oorlog wordt in harmonieus overleg met het Friese gezin en andere betrokkenen besloten om Eljah in een orthodox Joodse gezin onder te brengen. Het contact tussen Eljah en het gezin uit Leeuwarden blijft bestaan.
Bronnen: Verwanten van Jonas en Hetty Mendels, International Tracing System te Bad-Arolsen, Amsterdams Lyceum, het NIOD Instituut, Nationaal Monument Kamp Vught en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten). Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.
31 augustus 2019