Aanvankelijk werd de vluchtelingenfamilie Latterbaum financieel onderhouden door familieleden uit Oostende en Amsterdam. Toen dat tijdens de bezetting door de veranderde omstandigheden niet meer ging, klopten ze aan bij het kerkbestuur van de Joodse gemeente in hun woonplaats Almelo.
Vader en zoon van het gezin werden op 21 augustus 1942 overgebracht naar het werkkamp Overbroek bij Kesteren.
C.B. Cornelissen, Onvoltooid verleden tijd: Jodenvervolging in Almelo (Oldenzaal 2006) 56, 89.
Addition