Op 20 mei 1943 wordt een groepje van vijf Amsterdamse Joden op het Noordstation van Brussel door douanebeambte Bertrand aangehouden.
Onder hen bevond zich Flora Mok-Cohen. Zij was naaister van beroep en nog geen 27 jaar oud.
Haar man Abraham Mok was al in 1941 naar Mauthausen gedeporteerd.
Net als haar medevluchtelingen had Flora een Nederlands persoonsbewijs op zak voorzien van de stempel J.
De arrestatie vond echter niet plaats in het kader van een controle van de identiteitspapieren. Het Devisenschutzkommando was door een verklikker in kennis gesteld van hun aankomst op het Noordstation.
Daarop begaf douanebeambte Bertrand zich naar het station en rekende hen in. Flora en de andere vluchtelingen worden aan de Sicherheitspolizei overgeleverd die hen naar de Kazerne Dossin in
Mechelen overbrengt. Van daaruit gaan ze op 31.07.1943 op transport naar Auschwitz.
Haar zoon heeft de oorlog overleefd door onderduik in Nederland.
Bron het boek "Die Shoah in Belgien" van Insa Meinen blz. 119
Vertaald en bewerkt door Carla Berkhout-Blond