Een vrindje van een vrindje
Je was gewoon een vrindje van een vrindje.
We lachten wel eens samen.
Ik dronk soms bij je thee.
Jij kwam uit Rotterdam,
ik uit Den Haag naar Leiden
op Zondagavond.
We liepen
door de Stationsstraat en de Steenstraat,
op dat uur is Leiden geen studentenstad.
’t Rapenburg… en ieder ging zijns weegs.
Je was gewoon een vrindje van een vrindje
en nooit iets meer.
Maar ieder jaar, de vierde mei
wanneer de stilte valt
en ook in de stad de vogels fluiten,
dan denk ik: Mark, Mark.
Hoe konden ze?
Ik kan niet in getallen denken
daarom denk ik aan jou.
Gewoon een vrindje van een vrindje.
Mei ’65
Marjon Enschedé-Verstege