Sonja Goudeketting [I9971], dochter van Benjamin Goudeketting en Bertha van Cleef.
Geboren 25 sep 1934 (16 Tishrei 5695) Amsterdam, Noord-Holland, Nederland (persoonskaart CBG Sonja Goudeketting 25-09-1934), bron: Persoonskaart/ persoonslijst CBG (E), overleden 1 okt 2006 (9 Tishrei 5767) Heerlen, Limburg, Nederland, 72 jaar, bron: Persoonskaart/ persoonslijst CBG (E)
Vanuit internet http://users.cuci.nl/smcwfs/projecten/protest/NARTIKEL/NLH1A.HTM
SONJA GOUDEKETTING
Op 25 september 1934 werd Sonja Goudeketting te Amsterdam geboren. Zij is enig kind en haar ouders zijn van Joodse herkomst. Toen zij anderhalf was zijn haar ouders gaan scheiden. Beiden zijn later hertrouwd. Na de scheiding van haar ouders is zij bij haar grootouders in het gezin opgenomen. Daar draaide ze gewoon in het huishouden mee alsof ze een van hun eigen kinderen was. Met haar vader heeft zij sindsdien geen contact meer gehad.
Sonja was pas vijf jaar oud aan het begin van de Duitse bezetting. Een van haar eerste herinneringen is het neerstorten van een Duitse vliegtuig en een ondubbelzinnige opmerking van haar grootmoeder die een grote indruk op de vijf-jarig heeft gemaakt: Nou krijgen wij rare tijden, kind... Sinds de mei-dagen is zij dan ook doodsbenauwd voor luchtalarm en vliegtuigen. Aangezien zij niet in de Joodse buurt woonde was de omgang met de Duitsers verschillend. In 1943 kreeg de kleine Sonja bijvoorbeeld ( terwijl ze een Jodenster droeg) een heel brood van een Duitse soldaat.
In 1943 werd de situatie nijpend. Er kwamen steeds meer maatregelingen tegen Joden die met name betrekking op het beperken van de vrijheid hadden en er werden steeds meer razzias uitgevoerd. De Joden gingen dan ook steeds meer onderduiken. In deze periode vroeg een achternicht van Sonjas moeder die bij het verzet zat, waarom zij Sonja niet naar buiten deed ( naar buiten brengen was de term voor onderduiken ). Haar ouders vroegen haar of zij naar buiten wilde gaan en probeerden haar lekker te maken met het idee dat zij zou onderduiken op een boerderij waar veel kinderen waren.
Via de achternicht van haar moeder kwamen ze in contact met het verzet. Er werd besloten dat zij thuis werd opgehaald. Als negenjarige meisje werd Sonja op 27 juni 1943 door iemand van de N.V.-groep thuis opgehaald. Haar ouders zwaaiden haar door het raam uit. Zij zou hen nooit meer terug zien ( alleen haar tante overleefde de oorlog, de rest van haar familie kwam om in de gaskamers van Auschwitz ). Met slechts een koffertje en een kleine tas werd Sonja bij de Sint-Nicolaas kerk in Amsterdam dor een van de dames Vermeer opgevangen. Met nog twee kinderen ondernamen zij de lange reis vanuit het centraal station van Amsterdam naar Heerlen. De bagage was zeer bewust gekozen: met een kind van negen jaar oud, een kind van vier jaar oud en een baby van negen maanden, leek het een heus gezin. Deze eerste grote reis van Sonja was er een met veel risicos. De reis duurde drie uur en ze moesten veel overstappen. Ze hebben gelukkig geen controle gehad.
Bij het station in Heerlen werd zij door iemand met de fiets opgehaald, die haar naar de familie Jeninga bracht. Meneer Jeninga was koster van de gereformeerde kerk op de Bekkerweg. Het was een streng gereformeerde echtpaar hetgeen voor de Joodse Sonja enkele problemen opleverde. Waarschijnlijk hebben zij haar vanwege hun geloofsovertuiging opgevangen, hierbij heeft dominee Pontier een grote rol gespeeld. Maar ook omdat het echtpaar Jeninga de enige in hun familie waren die geen kinderen hadden. Sonja werd door hen gereformeerd opgevoed. Voor de buitenwereld heette zij Jola Broersma het nichtje van mevrouw Jeninga uit Harlingen in Friesland.
Aangezien zij in haar jeugd bijn alleen maar te maken had met oudere mensen, was het niet zon probleem voor Sonja dat de Jeningas al vrij oud waren. Iets wat zij erger vond was dat er geen kinderen in huis waren. Zij bracht haar tijd door dan ook voornamelijk door met het lezen van boeken op haar kamertje op de bovenste etage. Vanuit dit kamertje had zij een ver uitzicht hetgeen blijkt uit het feit dat zij hierdoor Aken heeft kunnen zien branden tijdens de bombardementen in 1944. Aangezien zij zogenaamd de nicht van mevrouw Jeninga was hoefde zij zich niet volledig schuil te houden. Zij kwam zelfs af en toe naar buiten. Zij hoefde dus niet intens op te letten. Ook waren er veel mensen in de gereformeerde kerk die wisten dat zij een onderduikster was. Maar omdat de gereformeerde kerk een hechte gemeenschap vormde was dit echter geen probleem. Bovendien waren er meerdere onderduikers in de gereformeerde kerk. Sonja ging echter niet naar school omdat de hoofdmeester van de gereformeerde school dit te gevaarlijk vond.
Voor zover Sonja wist zaten er geen andere onderduikers in huis. toch gebeurde er vreemde dingen: achter het huis lag een schuur met de konijnenhokken. Iets wat Sonja nooit heeft begrepen is waarom deze konijnen warm eten kregen. Ze kwam erachter toen zij achter het raampje van de schuur een hoofd zag. Het bleek om de gebroeders Silber te gaan. Ook was er een kamer in het huis waar nooit iemand kwam. Ook hier zouden onderduikers kunnen hebben gezeten.
Toen de Amerikanen op 12 september bij, Mesch, binnenvielen was het snel gedaan met de bezetting van Heerlen. Aangezien de Bekkerweg een doorgangsweg was zag Sonja de Duitsers moedeloos voorbij sloffen. Enkele ogenblikken later kwamen de Amerikanen met hun autos langs. Het was duidelijk voor Sonja: deze hebben de oorlog gewonnen. Dat de bevrijding niet onopgemerkt aan haar voorbijging blijkt uit dat op een gegeven moment de Duitsers voor de kerk waar zij ondergedoken zat lagen en de Amerikanen achter de kerk. Op de Bekkerveld werd nog slaggeleverd. Sonja zat toen verstopt in de kast onder de trap. Toen op 17 september 1944 Heerlen bevrijd werd, ging zij meteen de straat op. Vier jaren oorlog en angst waren voor haar afgelopen.
Ook na de oorlog bleef Sonja bij de Jeningas. Dat kwam gedeeltelijk omdat vrijwel de hele familie van Sonja de oorlog niet overleefde. Haar jeugd is voor Sonja dan ook een zwart gat. Haar boodschap is dan ook: probeer mekaar lief te hebben en toon geen rassenhaat.
Evgenia Rabinovich
Martijn Reinders
Vanuit internet http://users.cuci.nl/smcwfs/projecten/protest/NARTIKEL/NLH1A.HTM
SONJA GOUDEKETTING
Op 25 september 1934 werd Sonja Goudeketting te Amsterdam geboren. Zij is enig kind en haar ouders zijn van Joodse herkomst. Toen zij anderhalf was zijn haar ouders gaan scheiden. Beiden zijn later hertrouwd. Na de scheiding van haar ouders is zij bij haar grootouders in het gezin opgenomen. Daar draaide ze gewoon in het huishouden mee alsof ze een van hun eigen kinderen was. Met haar vader heeft zij sindsdien geen contact meer gehad.
Sonja was pas vijf jaar oud aan het begin van de Duitse bezetting. Een van haar eerste herinneringen is het neerstorten van een Duitse vliegtuig en een ondubbelzinnige opmerking van haar grootmoeder die een grote indruk op de vijf-jarig heeft gemaakt: Nou krijgen wij rare tijden, kind... Sinds de mei-dagen is zij dan ook doodsbenauwd voor luchtalarm en vliegtuigen. Aangezien zij niet in de Joodse buurt woonde was de omgang met de Duitsers verschillend. In 1943 kreeg de kleine Sonja bijvoorbeeld ( terwijl ze een Jodenster droeg) een heel brood van een Duitse soldaat.
In 1943 werd de situatie nijpend. Er kwamen steeds meer maatregelingen tegen Joden die met name betrekking op het beperken van de vrijheid hadden en er werden steeds meer razzias uitgevoerd. De Joden gingen dan ook steeds meer onderduiken. In deze periode vroeg een achternicht van Sonjas moeder die bij het verzet zat, waarom zij Sonja niet naar buiten deed ( naar buiten brengen was de term voor onderduiken ). Haar ouders vroegen haar of zij naar buiten wilde gaan en probeerden haar lekker te maken met het idee dat zij zou onderduiken op een boerderij waar veel kinderen waren.
Via de achternicht van haar moeder kwamen ze in contact met het verzet. Er werd besloten dat zij thuis werd opgehaald. Als negenjarige meisje werd Sonja op 27 juni 1943 door iemand van de N.V.-groep thuis opgehaald. Haar ouders zwaaiden haar door het raam uit. Zij zou hen nooit meer terug zien ( alleen haar tante overleefde de oorlog, de rest van haar familie kwam om in de gaskamers van Auschwitz ). Met slechts een koffertje en een kleine tas werd Sonja bij de Sint-Nicolaas kerk in Amsterdam dor een van de dames Vermeer opgevangen. Met nog twee kinderen ondernamen zij de lange reis vanuit het centraal station van Amsterdam naar Heerlen. De bagage was zeer bewust gekozen: met een kind van negen jaar oud, een kind van vier jaar oud en een baby van negen maanden, leek het een heus gezin. Deze eerste grote reis van Sonja was er een met veel risicos. De reis duurde drie uur en ze moesten veel overstappen. Ze hebben gelukkig geen controle gehad.
Bij het station in Heerlen werd zij door iemand met de fiets opgehaald, die haar naar de familie Jeninga bracht. Meneer Jeninga was koster van de gereformeerde kerk op de Bekkerweg. Het was een streng gereformeerde echtpaar hetgeen voor de Joodse Sonja enkele problemen opleverde. Waarschijnlijk hebben zij haar vanwege hun geloofsovertuiging opgevangen, hierbij heeft dominee Pontier een grote rol gespeeld. Maar ook omdat het echtpaar Jeninga de enige in hun familie waren die geen kinderen hadden. Sonja werd door hen gereformeerd opgevoed. Voor de buitenwereld heette zij Jola Broersma het nichtje van mevrouw Jeninga uit Harlingen in Friesland.
Aangezien zij in haar jeugd bijn alleen maar te maken had met oudere mensen, was het niet zon probleem voor Sonja dat de Jeningas al vrij oud waren. Iets wat zij erger vond was dat er geen kinderen in huis waren. Zij bracht haar tijd door dan ook voornamelijk door met het lezen van boeken op haar kamertje op de bovenste etage. Vanuit dit kamertje had zij een ver uitzicht hetgeen blijkt uit het feit dat zij hierdoor Aken heeft kunnen zien branden tijdens de bombardementen in 1944. Aangezien zij zogenaamd de nicht van mevrouw Jeninga was hoefde zij zich niet volledig schuil te houden. Zij kwam zelfs af en toe naar buiten. Zij hoefde dus niet intens op te letten. Ook waren er veel mensen in de gereformeerde kerk die wisten dat zij een onderduikster was. Maar omdat de gereformeerde kerk een hechte gemeenschap vormde was dit echter geen probleem. Bovendien waren er meerdere onderduikers in de gereformeerde kerk. Sonja ging echter niet naar school omdat de hoofdmeester van de gereformeerde school dit te gevaarlijk vond.
Voor zover Sonja wist zaten er geen andere onderduikers in huis. toch gebeurde er vreemde dingen: achter het huis lag een schuur met de konijnenhokken. Iets wat Sonja nooit heeft begrepen is waarom deze konijnen warm eten kregen. Ze kwam erachter toen zij achter het raampje van de schuur een hoofd zag. Het bleek om de gebroeders Silber te gaan. Ook was er een kamer in het huis waar nooit iemand kwam. Ook hier zouden onderduikers kunnen hebben gezeten.
Toen de Amerikanen op 12 september bij, Mesch, binnenvielen was het snel gedaan met de bezetting van Heerlen. Aangezien de Bekkerweg een doorgangsweg was zag Sonja de Duitsers moedeloos voorbij sloffen. Enkele ogenblikken later kwamen de Amerikanen met hun autos langs. Het was duidelijk voor Sonja: deze hebben de oorlog gewonnen. Dat de bevrijding niet onopgemerkt aan haar voorbijging blijkt uit dat op een gegeven moment de Duitsers voor de kerk waar zij ondergedoken zat lagen en de Amerikanen achter de kerk. Op de Bekkerveld werd nog slaggeleverd. Sonja zat toen verstopt in de kast onder de trap. Toen op 17 september 1944 Heerlen bevrijd werd, ging zij meteen de straat op. Vier jaren oorlog en angst waren voor haar afgelopen.
Ook na de oorlog bleef Sonja bij de Jeningas. Dat kwam gedeeltelijk omdat vrijwel de hele familie van Sonja de oorlog niet overleefde. Haar jeugd is voor Sonja dan ook een zwart gat. Haar boodschap is dan ook: probeer mekaar lief te hebben en toon geen rassenhaat.
Evgenia Rabinovich
Martijn Reinders