Henny Wolff-Polak (Henriette Polak) werd op 18 maart 1886 geboren in Steenwijk, dochter van Simon Polak en Emma Leffmann. Bij haar geboorte had ze een oudere zus (Frederika,1882 – 1937) en een oudere broer (Salomon,1884 – 1906); haar zus Helena was niet alleen eerder geboren (1883) maar ging ook al vóór Henny’s geboorte dood (1884). Na Hennie kwam nog twee jongere broers (Alfred, 1889 – 1954 en Franz,1897- 1946). Alfred trouwde in 1917 met Wilhelmina Krop – een jongere zus van de stadsbeeldhouwer van Amsterdam Hildo Krop. Over Henny’s leven in Steenwijk weten we relatief weinig. Haar vader Simon was redelijk succesrijk koopman; haar moeder was geboren in Münster (Duitsland). Ze overleden respectievelijk in 1903 (Simon, 60 jaar oud) in Steenwijk en daar ook begraven en in 1923 (Emma, 66 jaar oud) in Amsterdam, maar begraven in Steenwijk.
Henny kreeg een opleiding als onderwijzeres, maar waarschijnlijk heeft ze er nooit haar brood mee verdiend. Wel heeft ze haar hele omgeving (onder wie haar 2 jongere broers) geholpen met hun huiswerk enz. zoals blijkt uit de paar brieven uit de Steenwijkse periode die nog bestaan.
Henny is op 6 juni 1911 in Amsterdam getrouwd met de bijna 7 jaar oudere Ludwig (= Lo) Karl Wolff. Uit de huwelijksakte blijkt, dat moeder Emma, “zonder beroep”, aanwezig was bij het huwelijk en er mee instemde. De 4 getuigen zijn twee ooms van Lo: David Simons (hoogleraar strafrecht en op dat moment rector magnificus van de Universiteit van Utrecht) en David van Raalte (commissionair in ijzerwaren, wonend in Amsterdam); één oom van Henny: Abraham Polak (wonend in Steenwijk) en Henny’s jongere broer Alfred Polak (die dan in Voorschoten woont). De twee laatstgenoemden waren volgens de huwelijksacte “zonder beroep”.
Opvallend is dat de neef van Henny, Willy Polak, niet als getuige op deze acte voorkomt. Zijn vader Abraham dus wel. Maar ongetwijfeld waren ook Willy en diens vrouw Regina = Gien (ze waren een maand eerder getrouwd) en Willy’s 3 jaar oudere broer Leo bij het huwelijk aanwezig. Henny was nl. door Willy aan zijn vriend Lo Wolff gekoppeld. Met succes dus – de Polakken en de Wolffs zullen hun hele verdere leven t/m Lo’s dood in 1938 en Henny’s dood in 1944 met elkaar bevriend blijven en intiem en frequent met elkaar omgaan. Andere waarschijnlijke aanwezigen waren: Jan Wolff (1892 – 1984) de jongere broer van Lo, die een heel leven lang een bijzonder nauwe band met Lo’s familie gehouden heeft; de vrouw van getuige oom David Simons, Marianne van Raalte, de zus van Lo’s overleden moeder en hun dochter Stella – een strijdbare feministe en advocaat met een bijzonder leven. Hieronder komen verschillende van deze mensen weer terug.
Over een van de eerste keren dat Henny en Lo samen uitgingen bestaat de volgende anekdote: Tijdens een concert van het Concertgebouworkest hoorden ze een eerste uitvoering van een symfonie van Gustav Mahler, gedirigeerd door de componist zelf. De kritieken waren deels matig, deels lovend – Henny en Lo vonden de muziek én elkaar schitterend. Als je uitzoekt wanneer dat geweest is en welke symfonie het was, vind je dat het waarschijnlijk de eerste uitvoering in Amsterdam was van de 7e in oktober 1909 – de laatste keer dat Mahler in Amsterdam verbleef (de partituur van die 7e symfonie werd later door Alma Mahler aan Willem Mengelberg / het Concertgebouworkest geschonken als erkentelijkheid voor het steun van het Orkest voor de muziek van Mahler en de rol die Mengelberg daarbij speelde).
Henny en Lo vormden samen met hun kinderen een maatschappelijk betrokken gezin, aanvankelijk in Amsterdam, na 1929 in Utrecht. Hun joodse afkomst speelde daarbij geen enkele rol, hoewel in hun grote familie-, vrienden- en kennissen kring ongetwijfeld veel (liberaal) joden voorkwamen. In het archief van Amsterdam staat, dat Lo bij de burgerlijke stand ingeschreven werd als N.I. (= Nederlands Israëlitisch). Maar bij de inschrijving van beiden bij de burgerlijke stand van de Gemeente Utrecht kwam bij de religie een streepje te staan; geen lidmaatschap van een religieuze gemeenschap dus. Op het moment van trouwen was Lo al oogarts in Amsterdam en Zaandam – het was “dus vanzelfsprekend” dat Henny de baan van dokters- en later professorsvrouw des huizes op zich nam. En zorgende moeder: op 4/12/12 werd Albertine Emma = Tineke en op 21/1/16 Hendrik Lodewijk = Henk geboren.
Het gezin Wolff stond midden in de maatschappij – met een open deur voor de vele contacten, die met name Lo legde. Naast zijn werk als onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en later als professor in Utrecht was hij o.a. medisch adviseur van Organon, medisch kroniek schrijver van het Algemeen Handelsblad, medewerker van het Tijdschrift voor geneeskunde en andere medische bladen, bestuurslid van Wereldbond voor sexuele hervorming etc. In de ogen van anderen waren ze het voorbeeld van een “gelukkig gezin” (ik las dat letterlijk zo in een brief van tante Jet, de vrouw van Leo Polak – zie onder – die in dat gezin o.a. haar toekomstige man Leo voor het eerst ontmoet had). Er werd veel muziek gemaakt (als huwelijkscadeau hadden Henny en Lo een Steinweg vleugel uit 1895 gekocht, die hun hele leven en het leven van Tineke heeft meegemaakt – met uitzondering van de periode ’43-’45, toen hij aan Hans Henkemans in bewaring was gegeven).
Lo’s veelzijdige interesses waren onder meer op de openbare hygiëne gericht; hij deed veel onderzoek, met name over de rol van vitamines bij het bestrijden van ziekten. Thuis werd veel over van alles en meer gepraat – ook Lo deed daar actief aan mee, zelfs als hij tegelijkertijd aan het werk was (aldus Tineke). Er kwam veel bezoek – in de Amsterdamse tijd ongetwijfeld ook veel familie. Ik noem drie familieledem: Henny’s jongere broer Franz, het “zorgenkindje van de familie”, die door Henny op allerlei manieren gesteund werd ; Willy Polak, die niet alleen familie was maar ook collega – arts en gedreven politicus – tussen 1915 en 1932 lid van de Amsterdamse Raad voor de SDAP. En Willy’s broer Leo, jurist en filosoof, een drijvende kracht achter de vrijdenkersvereniging De Dageraad en voorzitter van de Nederlandse Atheïstenbond, in 1928 benoemd tot hoogleraar aan de Universiteit van Groningen. Ernst Laqueur, zijn vrouw Margarethe en hun 5 kinderen (mn Gerda en Hein) waren andere belangrijke personen voor het gezin Wolff.
In 1917 werd Lo aan de Universiteit van Amsterdam eerste assistent van Prof. Saltet, hoogleraar gezondheidsleer. Na diens emeritaat werd hij assistent van Ernst Laqueur, die in 1920 hoogleraar in de geneesmiddelenleer was geworden en in 1923 een groot eigen laboratorium kreeg. Tegelijkertijd was Laqueur één van de oprichters van Organon, waar ook Lo later een baan vond, naast zijn universitaire werk. Lo kreeg de kans om bij beide professoren tegen de toenmalige grenzen van de medisch-soclale kennis te duwen; hij heeft dat zijn hele leven met plezier en succes gedaan. Daarbij ongetwijfeld ook thuis “gesteund” door zijn slimme en mooie Henny en door hun in de β kant van het leven zeer geïnteresseerde kinderen. Bezoek kwam er uit binnen- en buitenland. Het laatste kan ik illustreren met de vele niet-Nederlandse postzegels, die op de enveloppen van de brieven aan Henny, aan Lo en aan hun kinderen zaten. Henny gooide namelijk weinig weg – Tineke evenmin, en zo werden wij bij het leeghalen van het huis op de Oudwijkerlaan in 2004 geconfronteerd met een hele kast correspondentie. Brieven ook in het Duits verstuurd door de familie van Henny’s in Münster geboren moeder. Wij besloten – waarschijnlijk ten onrechte - het merendeel van de (overigens slecht leesbare) correspondentie weg te doen. Zonder in details te kunnen treden weten we dus, dat Henny heel veel met Lo en met de kinderen geschreven heeft. Over alles – over huiselijke gebeurtenissen, maar ook over het wereldgebeuren. En over de vele boeken die ze las. De boekenkasten in de Oudwijkerlaan getuigden veel later nog van deze enorme belezenheid – er stond een schat aan niet alleen Nederlandse, maar ook Franse, Engelse en een beetje Duitse literatuur.
Andere spannende internationale anekdote: bij het leeghalen van de kelder vonden we een gesigneerd portret van Béla Bartók. Tineke had dat van Bartók zelf gekregen toen ze in 1936 de bladen van de partituur van diens 2e pianoconcert had mogen omslaan bij het Utrechts Stedelijk Orkest (USO) met de componist als solist en een zeer jonge Willem van Otterloo als dirigent. De relatie tussen de familie Wolff en Bartók zal gelegd zijn via Géza Révész – van oorsprong Hongaar, professor in de psychologie in Amsterdam, liefhebber van de contemporaine muziek en actief in de Amsterdamse kring waar ook de families Wolff, Laqueur en Polak in verkeerden (Révész’ dochter trouwde bv. met een zoon van Laqueur, etc. etc.)
We kennen drie huisadressen van de familie Wolff-Polak in Amsterdam: Lo woonde voor Henny’s komst naar Amsterdam in de Van de Veldenstraat 5; zij verhuisden samen naar een klein huis op de Prinsengracht tegenover het Amstelveld en daarna naar een sjiek huis in de P.C. Hooftstraat (in het stukje tussen de Van Baerlestraat en het Vondelpark). Over dat huis aan de P.C. Hooft bestaat een anekdote, die een paar jaar geleden in Het Parool stond. In een interview met Tiel Wibaut, kleindochter van Floor Wibaut, vertelde ze dat “ze aan het eind van de jaren 20 verhuisde naar een groot huis aan de P.C., dat haar vader goed had kunnen kopen van een bevriende oogarts. Opvallend was, dat het huis nog overal een drukbel had met verbinding naar de keuken, opdat het personeel wist waar ze gewenst waren.” Tineke vertelde ooit dat een van de vertrokken diensters kwaad had gesproken over de familie, “want ze maakten zelfs ruzie over het aantal ballen in de soep.” De nog steeds daarover boze Tineke gaf als uitleg: “Jullie oma lette heel goed op dat iedereen evenveel kreeg, jong én oud. En dat doen wij hier ook”, voegde ze er dan aan toe.
In 1929 werd Lo tot hoogleraar gezondheidsleer (elders genoemd fysiologische hygiëne en fysiologische chemie = biochemie) aan de Universiteit van Utrecht benoemd. En dus verhuisde de familie naar de Ramstraat 23 in Utrecht. Opnieuw een groot huis. Ook in Utrecht bleef de relatie met de familie hecht: er bestaat een foto van een diner t.g.v. de benoeming van Lo tot hoogleraar: de 18 aanwezigen zijn óf een Wolff, óf een Polak óf hebben een relatie met een Wolff of een Polak.
Tineke deed dus in Utrecht eindexamen, ging daarna ook in Utrecht biologie studeren – en bleef thuis wonen. Henny bleef het als haar taak zien om te waken over het leven van haar studerende dochter. Zo vertelde Tineke, dat ze ’s avonds niet uit mocht, maar dat toch deed door stiekem via het wc-raampje naar buiten te klimmen. Henny zal het niet gemerkt hebben, of het niet hebben willen merken. Henk deed eindexamen en ging ook in Utrecht studeren – medicijnen. Ook hij bleef in het grote thuis wonen. Uit een dagboek van Tineke uit die tijd blijkt, dat er thuis naast de studie ook onderling veel gepraat werd. Niet alleen over hoe je je moest gedragen in verhoudingen met vrienden en vriendinnen, maar ook over literatuur, geloof en politiek.
Later ging Tineke wel elders in Utrecht op kamers wonen. Uit haar talrijke aanbidders koos ze de toenmalige assistent van Lo tot haar verloofde. Tineke verbrak die verloving in 1940, toen duidelijk werd dat de anti-joodse maatregelen ook haar zouden treffen en de verloofde daar volstrekt niet solidair op reageerde. En Henk trouwde vlak voor het uitbreken van de oorlog met Annie (=Ann) Parser. Het uitbreken van de oorlog had wel tot gevolg, dat zowel Tineke als Henk haast gingen maken met het voltooien van hun studie en het vinden van betalende banen. Hetgeen voor beide lukte.
Volstrekt onverwacht overleed Lo in juni 1938 op 58 jarige leeftijd. Henk en Tineke zullen toen niet meer in de Ramstraat gewoond hebben – en dus vertrok Henny in 1940 uit het grote huis naar de achter de Ramstraat gelegen Oudwijkerlaan - waar na nogal wat ophef net een fraai flatgebouw was neergezet. In een artikel van het Utrechts Dagblad (ook juni 1938) las ik, dat de flat (7 woningen verdeeld over 3 verdiepingen en een 4e met logeerkamers / dienstbode kamers) ”…dankzij zijn lift en andere moderne voorzieningen zeer in trek was bij…..oudere weduwen….”Henny werd dus één van hen. Het telefoonboek van Utrecht vermeldt Oudwijkerlaan 4 II als adres van Henny overigens pas in de 2e helft van 1940; daarvóór staat als adres nog de Ramstraat vermeld.
Hoe Henny als weduwe geleefd heeft weten we niet goed. Ze zal ongetwijfeld veel contact gehad hebben met haar kinderen en schoondochter Ann. Van haar zes kleinkinderen heeft ze er zeker twee bewust meegemaakt: Lodewijk Reinaerd = Lodewijk (geb. 20/4/40) en Dirk Hendrik = Dick (geb. 4/7/42). Ze heeft ze zeker gezien: Henk en Ann woonden vrij dichtbij in de Prins Hendriklaan 64bis.
Het uitbreken van de 2e Wereldoorlog zal alles veranderd hebben. Henny was net als de rest van haar omgeving een zg. vrijdenker en was geen lid van welk kerkgenootschap dan ook. Toch moest ze (ik neem aan als consequentie van het naar waarheid invullen van de “Ariër - verklaring”) in mei 1942 een ster gaan dragen. In diezelfde tijd stemde ze in met een verklaring, dat Lo niet de vader was van Tineke en Henk – want t.g.v. de bof zou hij onvruchtbaar zijn geworden. Daarop zou Henny met medeweten van Lo aan een (niet -joodse, begin 1942 overleden) vriend des huizes Pieter Valkhoff gevraagd hebben om als spermadonor op te treden. De meeste (deprimerende) stukken bestaan nog: genoemde verklaring van Henny, de brief waarin uitgelegd wordt, dat Tineke en Henk één niet-joodse en één joodse ouder blijken te hebben (en dus “maar” 2 joodse grootouders), brieven aan de Duitse autoriteiten en sommige antwoorden. De documenten en de acties van een advocaat (H. Tenkink) en wetenschappelijk onderzoek (van o.a. A. de Froe) en een behoorlijke hoop smeermiddelen leidden tot het gewenste resultaat: Henny’s 2 kinderen konden hun ster afdoen. Dit had geen gevolgen voor Henny zelf: zij bleef voor de Duitse bezetters volledig joods. Ze weigerde evenwel om onder te duiken: ze vond dat haar zwakke gezondheid een te groot risico zou vormen voor de mensen bij wie die onderduik zou kunnen plaatsvinden. Tineke had contacten met de ondergrondse – en heeft zichzelf later verweten, dat ze niet méér op de onderduik had aangedrongen. Henny koos voor een “alternatief”: de “lijst Frederiks” van de joodse elite. De brief om haar erop te krijgen heeft Tineke geschreven; het netwerk van Lo werd daarbij als getuige ingeschakeld om zijn belang (en dus van Henny) voor Nederland te onderschrijven. Dit had succes en dus kon Henny nog een korte tijd “ongestoord” in Utrecht blijven.
Maar medio 1942 moest ook zij uit haar huis weg – hoe dat is gegaan weten we niet. Het Utrechts Archief heeft het Register van de gevorderde percelen gedigitaliseerd; daaruit blijkt dat het gevorderde perceel Oudwijkerlaan 4 II op 8 juli 1942 “in gebruik is genomen”. Henny heeft ± alles in haar huis achtergelaten; op de kaart van het gevorderde perceel staat, dat de “inventaris van Wed. H. Wolff-Polak (is) p.a. Emmakliniek.” Wat het huis betreft: Na haar vertrek werden er Duitse soldaten ingekwartierd. Na hun vertrek in 1945 werd het huis opnieuw “door de geallieerde strijdkrachten” gevorderd, zo blijkt uit een andere lijst – er hebben dus na de Duitse capitulatie ook nog Britse of Canadese soldaten gewoond. Maar op 1 september 1945 werd het huis weer “vrijgegeven door de T.M” (= temporary mayor) volgens het eerdergenoemd Register. Als Tineke en Henk na de oorlog het huis weer terugzien is het meeste van de inboedel (de vele boeken incluis) nog intact aanwezig. Een uitzonderlijke situatie overigens: van tienduizenden “joodse huishoudens” werd na het deporteren of onderduiken van de bewoners de huisraad eerst geadministreerd door de “Hausraterfassungsstelle” en vervolgens leeggehaald en geroofd. In Amsterdam deed verhuisbedrijf A. Puls dat en verrijkte zo de Nederlandse taal met het woord “pulsen”.
Waar Henny tussen juli en eind 1942 verbleef is niet helemaal duidelijk – waarom de Emmakliniek op bovengenoemde kaart staat evenmin, al is waarschijnlijk dat ze daar vanwege haar continu zwakke gezondheid was opgenomen. In december werd ze, net als alle anderen op de lijst Frederiks / Van Dam naar Kasteel De Schaffelaar in Barneveld gebracht. Hoe is onbekend. (De Schaffelaar had een nabijgelegen dependance, De Biezen genaamd. Daar kwamen op ongeveer hetzelfde moment haar toekomstige schoonzoon Sal Breemer en zijn toenmalige vrouw Dora terecht). In Barneveld ondertekende Henny een document, waardoor het leeuwendeel van haar bezit (inmiddels al geroofd via de bank Lippmann en Rosenthal en via gedwongen verkoop) aan de kinderen werd geschonken. Die poogden – tijdens de oorlog tevergeefs – dat bezit terug te krijgen.
Eind september 1943 werden de Barnevelders naar Kamp (Durchgangslager) Westerbork gebracht. Deze “joodse elite” werd in zijn totaliteit in één barak (85) gehuisvest. De barak was overvol; daarom werden de alleenstaande vrouwen later naar een andere barak (65) verhuisd. Aangezien deze barak 65 later de “stafbarak” werd, zal ze weer verhuisd zijn; naar welke barak is onbekend. Vele andere joden in Westerbork bekeken deze Barnevelders met afgunst cq minachting cq woede. Daar was ook reden voor, want anders dan de meeste andere tijdelijke bewoners van Westerbork werden zij niet onmiddellijk op transport gesteld. Gecensureerde en qua lengte en hoeveelheid zeer beperkte postuitwisseling incl. postpakketten was ook in Westerbork nog mogelijk “Wat een kopzorg is een moeder in het gevang, hè. Wat doet ze er ook in..”, schrijft Henny in een brief uit Westerbork waarin ze om vervanging van diverse verloren gegane essentiële zaken als schoenen, toiletgerei, truien etc. vraagt. “ En “…als we naar Polen of Oost - Duitsland gaan mis ik nog wel een goede Rucksack.” In Westerbork kwam ze weer samen met haar neef Willy Polak, diens vrouw Gien van Gelder en hun dochter Henriette = Hans. Gien werkte er als oogarts en Willy als arts en hadden daardoor een “Sperre”. Ook Henny’s tante Marianne Simons, weduwe van David Simons en haar dochter Stella waren in Westerbork; ze woonden trouwens al eerder samen in De Schaffelaar. Ook in Westerbork lag Henny meermalen in de ziekenbarak, zonder dat ze in haar brieven aangeeft aan welke ziekten ze op dat moment leed. Dat het ernstig was staat evenwel als een paal boven water. De overgebleven brieven bestaan overigens voornamelijk uit over te brengen dank voor ontvangen levenstekens en pakjes en vragen over het wel en wee van de kinderen, van de eerst twee (“Lodewijkje en Dicky”) en later drie kleinkinderen en van de overige familie en vrienden. Henny heeft dus ook kennis kunnen nemen van de geboorte van haar 3e kleinzoon Eric (geb. 12/11/43) en heeft zelfs een, mbv een reep Westerbork binnengesmokkelde, foto van hem gezien. Maar natuurlijk heeft ze niets geweten van haar drie na de oorlog geboren kleinkinderen: Franklin in1945, Lo B. in 1947 en Margriet in 1949.
Na een verblijf van ongeveer een jaar in Westerbork werden ook de Barnevelders – opnieuw als groep – begin september 1944 van Westerbork naar concentratiekamp Theresienstadt gedeporteerd. Henny’s slechte gezondheid, het gebrek aan voedsel, de ziektes en de slechte algemene behandeling van de mensen in Theresienstadt maakte, dat Henny daar na twee maanden op 13-10-1944 overleed. Ditmaal waren Willy Polak en Stella Simons de getuigen van de dood van Henny en tekenden ze de later in Theresienstadt opgestelde overlijdensakte. Willy, Gien, Hans, Marianne en Stella overleefden Theresienstadt wel.
Er zijn nu minstens 4 monumenten, waarop de naam Henriette Wolff-Polak vermeld is: het zg joods monument bij het Spoorwegmuseum, het vroegere Maliebaanstation in Utrecht; de namenwand in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam met alle familienamen van de tijdens W.O. II vermoorde joden en het Holocaust Namenmonument met 102.000 stenen waarop de namen staan van de vermoorde Joden Roma en Sinti. Op 17 oktober 2021 werd een Stolperstein (= struikelsteen) met haar naam voor het adres Oudwijkerlaan 4 II geplaatst. Henny woonde er dus maar kort, tussen eind 1940 en midden 1942. Maar toen de flat in september 1945 na Duitse – en Canadese (of Engelse) bewoning weer werd vrijgegeven, trokken Tineke en Peter daarin. Tineke bleef er tot haar overlijden in 1996, Peter tot zijn verhuizing naar een verzorgingstehuis in 2004. Lo B. woonde er van zijn geboorte tot zijn vertrek als student naar Amsterdam in 1965 en Margriet woonde er van haar geboorte tot haar vertrek als student in 1968.
Lo B. 30-XI-2021