Addition

Zijn ouders waren in Westerbork getrouwd

Leo uit Den Haag en Martha uit Utrecht waren Palestinapioniers.

Leonardus van Esso (Amsterdam, 1923) en Martha de Groot (Steenwijk augustus 1924) behoorden tot de zogeheten Palestina-pioniers, die verbleven in Huize Voorburg in ELDEN, dat in maart 1941 in gebruik werd genomen als een zogenaamd Hachsjara tehuis, een huis waar Joodse jongeren werden voorbereid op hun verblijf in Palestina. Het tehuis werd net als de Joodse werkkampen in de vroege ochtend van 3 oktober 1942 ontruimd.

Leo en Martha trouwden met elkaar in Kamp Westerbork op 22 november 1943. Zij werden samen gedeporteerd naar Kamp Bergen-Belsen op 1 februari 1944. De meeste pioniers waren op 11 januari naar dat kamp overgebracht.

In kamp Bergen-Belsen werd Gideon geboren. Maar zoals velen werden zij gedrieën op een van de treinen naar het oosten gezet in april 1945, zij zaten in de bekende trein die strandde in Tröbitz en werd bevrijd door soldaten van het Rode Leger, meest Oekraïners. Maar Gideon was onderweg,  op het traject Ülzen – Lüneburg, al bezweken en langs het spoor begraven.

 

Leonardus was geboren in Amsterdam maar groeide op in Den Haag, in de Anna van Buerenstraat. Hij was een zoon van Judica Wolff en Mozes van Esso. Martha was een dochter van Isodor de Groot en Froukje de Beer. Zij woonde met haar ouders en vier zussen op de Duifstraat 21bis in Utrecht. Ook haar ouders en haar zus Geertruida doken bijna zeker onder, zij werden opgepakt in november 1943 en als strafgeval in Kamp Westerbork gedetineerd. Haar zus Cato werd op 14 september 1943 in Rotterdam opgepakt en vastgezet in het Huis van Bewaring. Op 25 september werden zij en 27 andere personen door de Rotterdamse Transportdienst afgevoerd naar Vught. Vanuit dit kamp werd zij op 15 november met 1.148 anderen direct naar KL Auschwitz gedeporteerd, waar zij werd tewerkgesteld. Na enige tijd kwam zij er op onbekende datum om. Of zij in Rotterdam zat ondergedoken is me niet duidelijk, zij stond er in ieder geval niet ingeschreven. Haar zus Ganny (Steenwijk, 16 september 1917) had een relatie met Wolfram Marsman (Leiden, 16 juli 1914). Zij waren niet gehuwd, maar Wolfram was wel bij haar en haar ouders ingetrokken, althans dit adres werd aangehouden door de Joodse Raad. Hij had dierengeneeskunde gestudeerd in Utrecht totdat dit onmogelijk werd. Zij tweeën doken onder samen met de vierde zus Rosalie (30 juni 1920) en haar relatie Albert de Groot (Nijmegen, 29 juni 1923). Alle vier werden zij op of net voor 31 mei opgepakt ergens in Gelderland, want ze werden ingesloten in het Huis van Bewaring in Arnhem. Zie daarover meer bij Roosje de Groot. Op 4 juni worden ze opgesloten in barak 67 in Kamp Westerbork en al enkele dagen later, op 8 juni, werden zij gedeporteerd naar Sobibor, waar zij onmiddellijk werden vermoord. Dit was het grootste transport vanuit Westerbork.

www.oorloginnijmegen.nl (over: Vossenlaan 257)