Uit het boek; Blijvers en Voorbijgangers.
Joden in Delft 1850 - 1960
Op Pagina 120 staat het volgende geschreven ;
In het voorgezet onderwijs waren enkele joodse docenten in Delft werkzaam. Sommigen bleven maar kort in Delft of woonden elders. Voor het functioneren van de joodse gemeenschap waren dr. Polak en de heer Van Hoorn heel belangrijk.
De classicus Polak kwam na zijn huwelijk met Keetje Troostwijk in 1915 naar Delft. Zij gingen in de Willem de Zwijgerstraat 6 wonen. Aan het gymnasium- waar ook Hebreeuws werd onderwezen - was hij als leraar Grieks en Latijns verbonden, in 1928 werd hij conrector. Tot aan zijn pensioen in 1934 zou hij aan het gymnasium werkzaam blijven. In 1918 overleed zijn vrouw Keetje Polak- Troostwijk. Zijn tweede vrouw, eveneens een Keetje Troostwijk, kwam in december 1919 uit Zwolle naar Delft.
Waar in 1921 hun dochter Johanna Fenna werd geboren.. Zij had oude ouders. Haar vader was 52 en haar moeder 41 jaar oud bij haar geboorte.
een half jaartje later verhuisde het gezin naar de Van Speijkstraat 10.
Naast zijn bestuurswerk voor de joodse gemeenschap was Polak als afgevaardigde van het kerkbestuur lid van het burgelijk armbestuur.
In dit armbestuur- in 1891 opgericht als 'Armenzorg'- was altijd een vertegenwoordiger van de joodse gemeente opgenomen.
Naar rato van het aantal joodse inwoners, werd de hoogte van het steunbedrag bepaald. Op 6 december 1939 werd Polak als lid van het armbestuur opnieuw voor een periode benoemd maar een klein jaar later - op 6 november 1940 - werd hij als jood gedwongen ontslag te nemen.
Op pagina 186 het volgende geschreven;
5 maart 1943 , dit was de dag dat alle nog in Delft wonende joden werden opgehaald.
De politie had hiervoor twaalf man personeel ingezet. Zij begonnen s'middags om vier uur en waren bezig tot twee uur s'nachts. Het politiebusje was vele uren in gebruik. Mensen die niet zelf konden lopen werden met het busje weggebracht, degene die goed ter been waren, onder wie de kinderen, liepen zelfstandig naar het politiebureau aan de Oude Delft.
Rechercheur Serne meldde dat op de Insulinde weg iemand 'iets zou hebben ingenomen'.
Dokter Scheltema werd gewaarschuwd, maar die kon slechts constanteren dat de gepensioneerde classicus dr. N.T. Polak inmiddels was overleden, waarschijnlijk aan een hartverlamming. Maar mevrouw Polak en dochter Fenna werden gedwongen mee te gaan.
Zij konden hun man en vader niet begraven.