Verhaal

Mozes Marcus Engers

besneden 30-11-1809 Winschoten

Door:

Levensverhaal van mijn betovergrootouders Mozes Marcus Engers en Sara (Janna) Engers

Door:
Alle rechten voorbehouden

Mozes Marcus was dansmeester. Ze hadden het grote huis aan de Kloosterstraat in Assen. Beneden was een café, beheerd door Sara (Janna). Als er kerels dronken waren, greep Sara ze beet en hield ze buiten op het plaatsje met de kop onder de pomp (deze pomp staat er nog altijd, zie op de foto hieronder).

MOZES MARCUS ENGERS, *05-12-1809 Winschoten, # 04-07-1878 Assen
Echtgenoot van Sara (Janna) Hofsink, * 24-04-1814 Zwolle, # 11-10-1875 Assen.

Mozes Marcus was een van de eerste Joodse mannen in Assen, die met een hervormd meisje trouwde: Janna Hofsink.
Na een zeer onverkwikkelijke geschiedenis is Johanna overgegaan tot het Joodse geloof:
het eerstgeboren kind (Wubbina)van Janna en Mozes is na 11 maanden in Assen overleden. Dit kind mocht niet Joods begraven worden omdat het geen Joodse moeder had. Het kind mocht ook niet begraven worden op de N.H. begraafplaats in Assen omdat het een Israëlitische vader had. Een stervende remonstrant heeft toen gezegd dat het kindje samen met hem begraven mocht worden. In het rijksarchief Groningen vonden wij een krantenartikel hierover uit de Groninger Courant.
De kinderen van Mozes en Janna liggen begraven op diverse Joodse begraafplaatsen in Nederland (o.a. Assen, Arnhem en Deventer). Als naam van de moeder staat op hun matseiwe: Sara. Vandaar dat we kunnen aannemen dat Janna’s Joodse naam Sara is geworden. Ook vond fcr op het internet een besnijdenisregister van besnijder Kisch waarin staat dat hun zoons Aron en Salomon (tweeling, geboren in Assen op 27 april 1857) besneden zijn (hiermee is het uitkomen van Sara (Janna) wel vastgesteld).

Mozes was dansmeester. Ze hadden het grote huis aan de Kloosterstraat (fcr: omstreeks 1995 ingericht als verzetsmuseum) in Assen. Beneden was een café, beheerd door Janna. Als er kerels dronken waren, greep Janna ze beet en hield ze buiten op het plaatsje met de kop onder de pomp (deze pomp staat er nog altijd), Het was een grote potige vrouw. Zoons en dochter Sara waren ook lang.
Marcus noemden ze “lompipa”, lompipa”. Er was geen muziek als hij op het zaaltje boven het café dansles gaf, dus zong hij er een beetje bij. Marcus was niet al te groot. Sara vertelde ooit iets komisch aan haar kleindochter Rosa. Marcus moest als “dansmeester” ooit in Beilen een “bal” leiden. Grote zoons Wicher en Freerk gingen mee. Marcus had “iets te veel op”. Bussen en fietsen waren er toen nog niet. Dus lopen. Op de terugweg Beilen – Assen legde Marcus de armen om de nek van zijn zoons. Omdat die zo lang waren raakten Marcus zijn voeten de grond niet. Bovendien viel hij nog in slaap. Janna stond buiten op ze te wachten. Ze greep Marcus in zijn lurven en ook hij ging met zijn kop onder de pomp, terwijl hij zijn lijflied zong “lompipa, lompipa”. Janna werd kwaad en kwakte hem, nat als hij was, zo de bedstee in.

Janna had een zuster, Leida. Een echte goje. Met een oorijzer en een kanten mutsje. Ze zat in het zgn. “werkhuis” in Assen en kwam vaak bij haar tantezegster Sara (inmiddels gehuwd met Bernart Cohen). Samen hadden dezen al een stel kinderen. De oudste, Max, was dienstplichtig in Assen. Steevast zei tante Leida “zo Max, mien jong, moe’j weer naar de “gezeirum” (haar verbastering van kazerne en het jiddisje woord gezeirem). Ze hebben daar wat om gelachen.

De dochters van Marcus en Janna, Saartje, Esther en Biene (Wubbina) waren overdag “huisnaaisters” (hiermee wordt bedoeld: bij de klanten aan huis). ’s Avonds moesten ze assisteren bij de danslessen van hun vader. Saartje was als kind aan huis bij Jhr. Van Holten tot Echten. De jonkvrouwe liet alles door Sara maken. Op haar gezegde ”en wil jij ook een hapje mee eten, Saartje” mompelde deze binnensmonds “als ik naast Hintie mag zitten” ( zoon des huizes Hendrik) . Ze kende deze Hintie, die op dansles was bij haar vader.

De meisjes Engers moeten in hun jonge jaren zeer modieuze en vooruitstrevende dames zijn geweest. Goed in de kleren, goed gekapt etc.

Het gezegde ging destijds zo. Als iemand van “buiten” zei, dat hij in Assen was geweest, was steevast de vraag: “he’je de meissies Engers dan ook gezien”?

Had hij ze niet gezien, dan werd er gezegd “Dan bi ‘j ook niet in As’n west!”

In 2012 werd het handgeschreven grafregister 1860-1890 Assen teruggevonden. Daaruit kon worden vastgesteld dat Mozes Marcus en Sara Janna zijn begraven op de Joodse begraafplaats te Assen.

Alle rechten voorbehouden

Media bestand