Verhaal

Löwenhardts in Theresienstadt

De plek waar transporten aankwamen en vertrokken Door: John Löwenhardt

Het verhaal van Adolf Löwenhardt en Julia Löwenhardt-ten Brink die van 22 april 1943 tot 9 oktober 1944 (Adolfs 61e verjaardag) in Theresienstadt gevangen zaten.

Click here for a long, English version

Op 20 april 1943 werden Adolf en Julia vanuit Westerbork op transport gesteld naar het propagandakamp Theresienstadt (Terezín in het huidige Tsjechië). Aan boord van de trein waren 101 mannen, 79 vrouwen en 15 kinderen, vrijwel uitsluitend Duits-joodse gezinnen waarvan de man voor deelname aan de Eerste Wereldoorlog was onderscheiden. Een deel van de mannen was oorlogsinvalide.

XXIV/1, het eerste vanuit Nederland naar Theresienstadt, was een bijzonder transport. De trein reed niet rechtstreeks naar het Oosten maar naar Amsterdam. Hier werden de voor Theresienstadt bestemde ‘voorbeeldjoden’ voor één nacht vrijgelaten. Adolf en Julia Löwenhardt logeerden bij hun vroegere buren uit Dortmund-Lindenhorst, de familie Hermann Kleeblatt, aan de Den Texstraat 39; zij waren in juli 1939 naar Amsterdam gevlucht. Hun zoon Walter was op 8 april in Westerbork afgeleverd en op 20 april, de dag dat Adolf en Julia op transport naar Amsterdam gingen, naar Sobibor gestuurd. Vanuit de Den Texstraat schreef Adolf op 21 april op een briefkaart aan zijn zoon Werner in Westerbork dat ‘de laatste voorbereidingen voor onze grote reis worden getroffen’. Het vertrouwen in hun beschermde status moet groot zijn geweest, want zij maakten niet van de gelegenheid gebruik om onder te duiken. Later die dag meldden zij zich op het station, en om 13:42 uur vertrok de trein naar Theresienstadt met aan boord nu 295 joden: de groep uit Westerbork was aangevuld met joden uit de Hollandse Schouwburg. De trein telde zeven derde-, en twee tweedeklassewagons, één daarvan voor oorlogsinvaliden.

Toen ze die middag om kwart voor vier bij Arnhem halt hield schreef Adolf met potlood weer een briefkaart aan Werner in Westerbork: ‘… over enkele minuten verlaten we het mooie Holland. Mijn lieve Werner, blijf gezond en sterk – wat wij ook zullen doen.

Adolf en Julia verbleven bijna anderhalf jaar in Theresienstadt en schreven vandaar nog een enkele briefkaart aan Werner in Westerbork, waarin zij ook informeerden naar zoon Heinz en diens verloofde Mimi, die in Almelo waren ondergedoken. Op 23 juni 1944 werd hun kamp ‘geïnspecteerd’ door delegaties van het Deense en het Internationale Rode Kruis. Het kostte de nazi’s weinig moeite die delegaties te misleiden. Theresienstadt was in feite, in de woorden van Jacques Presser, één van de ‘sluizen’ voor de gaskamers.

Adolfs broer Hugo en diens vrouw Josefine waren eind juli 1942 uit Dortmund in Theresienstadt aangekomen en waren op het moment van de aankomst van Adolf & Julia al in Treblinka vermoord (23-09-1942). Maar Adolfs broer Siegmund, diens vrouw Margarete en dochter Ursula, ook eind juli 1942 gearriveerd, waren nog in Theresienstadt. Adolfs nicht Klara Ikenberg-Löwenhardt en haar gezin (haar zoon Kurt Herbert was op 6 juli 1941 geboren in Kamp Westerbork) arriveerden begin september 1944 uit Westerbork in Theresienstadt.

Ook van Julia's kant arriveerden familieleden in Theresienstadt. Op 2 augustus 1944 kwam, vanuit Enschede via Westerbork, haar zus Zelma de Leeuw-ten Brink aan met haar man Abraham en zonen Maurits en Izaak.

Vlak voor het stilzetten van de transporten werden allen op transport gesteld naar de gaskamers van Auschwitz:
29 september - Klara's man Ludwig Ikenberg;
4 oktober - Klara Ikenberg-Löwenhardt en haar zoontje Kurt;
6 oktober - Zelma en Abraham de Leeuw;
9 oktober - Adolf en Julia Löwenhardt;
21 oktober - Siegmund, Margarete en Ursula Löwenhardt.

De zonen van Zelma en Abraham werden via Auschwitz op 10 oktober naar Kaufering, een buitenkamp van Dachau, getransporteerd, waar zij op 27 januari (Izaak, Landshut/Isar) en 8 februari 1945 (Maurits, Kaufering) stierven.

Media bestand