Roelof Karel Citroen is de oudste zoon van Karel Salomo Roelof Citroen(1858-1924) en Suzanne Fedder (1865-1937). Voor de juwelierswinkel van zijn vader in de Kalverstraat 1 werd hij ongeschikt bevonden. Hij leefde als een dandy en werd goeddeels onderhouden door zijn jongere broer Abraham, die in zijn plaats de leiding over de winkel had gekregen.
werkkamp Sellingerbeetse
In januari 1942 werd Roelof Citroen met nog 400 Amsterdamse joodse mannen als landarbeider aan het werk gezet in het kamp Sellingerbeetse in Oost-Groningen. Het leven in het kamp en de arbeid op het land zal hem vermoedelijk zwaar gevallen zijn.
Ziekenhuis Winschoten
Op 20 augustus 1942 belandde hij met wonden aan zijn arm in een ziekenhuis in het nabijgelegen Winschoten. Daar pleegde hij zes dagen later zelfmoord. De dag daarna schreef Abraham vanuit Westerbork op een kaartje aan zijn, inmiddels overleden, broer dat hij en zijn vrouw Anna de volgende dag op transport zouden gaan, ‘naar Duitsland, hopelijk in de buurt van Thea.’ Hun dochter Thea was een maand eerder op transport gegaan. Thea en haar ouders zijn alle drie in Auschwitz vergast.
Dit fragment komt uit het jubileumboek over 150 jaar Berith Salom, de vereniging van de familie Spanjaard, dat verschijnt in mei 2011 (Walburg Pers).