De moord op Rachel Groenberg
De joodse Rachel Groenberg werd op 25 april 1901 in Zwolle geboren als dochter van Abraham Nathan Groenberg en Mietje Zilverberg. Het gezin van Abraham telde in totaal zes kinderen. Tijdens de oorlog dook Rachel onder. Van haar broers en zussen overleden twee op jeugdige leeftijd; de anderen zouden in 1941 in het Duitse vernietigingskamp Mauthausen om het leven komen.
Met Rachel zelf liep het echter niet veel beter af. Ze stond tijdens de oorlog officieel ingeschreven in de gemeente Apeldoorn. Rachel Groenberg raakte volgens De Telegraaf mogelijk bevriend met een zekere G.M. die echter aan een andere de voorkeur gaf. Om die reden moest Rachel verdwijnen. Hij kreeg hulp van een zekere Van der V. In "Het Vaderland" van 25 november 1943 werd de moord op Rachel vermeld en schreef de redacteur: "Vermoed wordt, dat zij (M. en v.d. V.) het meisje samen hebben vermoord. Door een anoniem schrijven is de politie daar achter gekomen. In een ongebruikt kippenhok, ver van M.'s woning gelegen, is onder een betonvloer het lijk van het meisje gevonden. De beide personen die worden verdacht het misdrijf te hebben gepleegd, M. en Van der V., zijn voortvluchtig. Hun signalement is door de Barneveldsche politie verspreid. C.M. geboren te Barneveld, is 22 jaar oud en reeds vier maanden zwervende; Jelle van Veen, 31 jaar oud, vertoeft vermoedelijk in de omgeving van Gouda en Zoetermeer." Er werd ook naar een derde verdachte gezocht, de landbouwer J.E. van de Haar uit de Puttense buurtschap Huinen. Deze werd beschuldigd van medeplichtigheid en opruiing.
In het dagboek van de in Voorthuizen woonachtige mevrouw Middelman-Moll stond daarover op 16 november 1943 het volgende te lezen: "Het gansche dorp in opschudding. Bij Mulder, een kuikenbroeder, Aart heet de vader (daar er veel Mulders zijn) hebben ze een Jodin begraven in een kippenhok. Waaraan is die gestorven? Het lijk is opgegraven en naar 't baarhuisje gebracht. Een zoon heeft het zelf verklapt toen hij nogal drank op had." Enkele dagen later (20 november) noteerde dezelfde dagboekschrijfster: ""Het lijk is overgebracht naar de muziektent en daar geschouwd door deskundigen, die zeggen dat haar schedel in geslagen is. Inmiddels zijn vele uit het gezin van Mulder voortvluchtig, ook eene Jelle van Veen. Ze zijn door de radio omgeroepen. Een meisje was pas, een paar weken geleden, getrouwd met iemand die uit A[ster]dam kwam en daar bij Mulder ondergedoken. Haar jongen, was ze mee verloofd was, zat in Vught gevangen. Maar 't meisje had schitterende juweelen bij haar huwelijk en alles en alles was even deftig. Nu is zij ook voortvluchtig en haar man ook. De broeder van de vermoorde Jodin was ook bij de schouwing tegenwoordig. Hij herkende zijn zuster aan niets, maar 't is ook al 3 maanden geleden. Hij was heel erg uit zijn doen en is nog even bij zuster Knoop in huis geweest, die tegenover de muziektent woont. De Jodin, die ondergedoken was, moet zeer veel geld bij zich gehad hebben. Er is nog meer ellende. Johan Zandbergen is opgehaald en zijn onderduiker. Ook van Dasselaar in Zeumeren. Plots wordt het huis afgezet en niemand kan weg".
De betonvloer waaronder het lichaam van Rachel Groenberg werd aangetroffen lag onder een kippenhok aan de Baron van Nagellstraat. Het stoffelijk overschot werd later naar het baarhuisje aan de Rubensstraat in Voorthuizen overgebracht. Rachel werd op 22 november 1943 begraven op het oude gedeelte van de gemeentelijke begraafplaats "Diepenbosch" te Voorthuizen (5e afdeling, nummer 60).
De twee daders, de op 14 april 1921 geboren kuikenbroeder Gerrit Mulder en de op 12 augustus 1919 geboren sleper Jelle van der Veen, werden al tijdens de oorlog gearresteerd en half augustus door het Duitse Obergericht in Utrecht ter dood veroordeeld . Via Arnhem, Amersfoort en Vught werden zij op 6 september 1944 overgebracht naar Frankfurt, waar beiden op 3 december 1944 werden geëxecuteerd . De verdachte Van de Haar kreeg anderhalf jaar tuchthuisstraf wegens aansporing tot verzet tegen maatregelen van de bezettende macht. Na de oorlog werd er nog een rechtszaak aangespannen tegen de melkrijder Th. P(ater?) die van de moord op de hoogte zou zijn geweest. Uiteindelijk werd P. in 1948 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar veroordeeld met een proeftijd van drie jaar.
Bron:
"Voorthuizen ... veel vertier en eenen tamelijken bloei. De geschiedenis van een dorp aan de rand van de Veluwe". Barneveld, Kon. BDU uitgevers bv, 2009 (Schaffelaarreeks deel 50), door Gerjan Crebolder (tevens samensteller), Gijs Donkersteeg, Gerrit de Graaff, Jaap Manssen (†), Frans Rozemond en Dick Veldhuizen.