Verhaal

Chaim Färber

Chaim Färber werd in 1893 in het Oostenrijks-Hongaarse dorpje Dukla geboren. Zijn moeder heette Bascha (Barbara) Färber: de naam van zijn vader is niet bekend, omdat hij als buitenechtelijk kind ter wereld kwam. Waarschijnlijk had hij ook broers en zussen: er is minstens één broer bekend, die naar de Verenigde Staten vertrok.
Chaim Färber bracht zijn jeugd door in Dukla: hij ging in de textielbranche werken en vond een baan in een confectie-atelier in de naburige stad Krosno.
Ergens rond 1911/1912 verliet Chaim Färber Galicië, vanwege de anti-joodse stemming en het weinige werk dat er was. Hij vertrok naar Karlsruhe, waar hij tot maart 1916 woonde en in de zakkenhandel werkte. Hij ontmoette hier Chaje Turner, die eveneens uit Galicië afkomstig was.
Hun eerste kind, Hermann, werd op 20 februari 1916 in Karlsruhe geboren: het echtpaar was toen nog niet officiëel getrouwd. Via Stuttgart vertrok het jonge gezin naar Zürich in Zwitserland, hoogstwaarschijnlijk om zich veiliger te voelen voor de Eerste Wereldoorlog, die inmiddels in volle hevigheid was losgebarsten.
Op 6 april 1917 werd een tweede zoon, Benjamin, geboren en nog geen jaar later, op 19 maart 1918, nog altijd buitenechtelijk, volgde de derde zoon Wolf.
Het huwelijk van Chaim Färber en Chaje Turner vond plaats in Zürich op 2 juli 1918.
Na afloop van de oorlog ging het gezin terug naar Karlsruhe. Chaim Färber ging bij zijn schoonvader werken, die inmiddels een confectiezaak had. Op 29 augustus 1919 werd de vierde zoon Moses Loeb geboren en op 28 november 1920 de vijfde zoon Bernhard.

Door de landverdelingen na de Eerste Wereldoorlog waren de Färbers nu opeens Poolse staatsburgers geworden. Omdat ze niet meer terug wilden keren naar hun geboorteland, deed Chaim Färber in mei 1920 een aanvraag voor het Duitse staatsburgerschap. Hij dacht hier wel voor in aanmerking te kunnen komen, maar een onwillige ambtenaar wees zijn aanvraag af.
De zaak die Chaim Färber met zijn schoonvader dreef liep ondertussen erg goed, en het gezin bewoonde een ruime 5-kamer woning. Op 3 maart 1923 was de eerste dochter geboren: Nella. De tweede dochter Ilse Lea volgde op 5 mei 1926. Het gezin hield zich strikt aan de joodse wetten en leefwijze.
Na 1930 nam Chaim Färber de confectiezaak van zijn schoonvader over.
Na de machtsovername van Hitler veranderde het leven: de kinderen werden op school lastiggevallen en ook op straat werd het gezin enkele keren aangevallen. In 1933 vertrokken ze dan ook naar Nederland. De oudste zoon Hermann, die als koopman werkte, woonde toen al in het Franse Strassbourg en ging in 1934 in Berlijn bij een tante wonen, waarna hij ook naar Nederland trok.
De zonen Benjamin en Wolf, die zich intensief met Talmoedstudie bezighielden, leefden sinds 1936 enige tijd illegaal in Nederland. Het verzoek van Chaim Färber om een sodawaterfabriek te mogen openen werd afgewezen, en dus had het gezin niet veel inkomsten. Chaim Färber ontving enige tijd financiële ondersteuning van familie uit de Verenigde Staten, en begon toen een bontwerkplaats.
Het achtste en negende kind, dochters Sarah en Rebekka, werden in Den Haag geboren. Waarom het gezin niet heeft geprobeerd naar de Verenigde Staten te gaan, waar immers een broer van Chaim Färber woonde, is onduidelijk.
De zonen Wolf en Benjamin hadden geen legale verblijfsvergunning en woonden afwisselend bij familieleden in België, Zwitserland, Luxemburg en Italië. Door de financiële ondersteuning uit Amerika kon Wolf eind 1938 met een visum voor Paraguay op de boot naar Zuid-Amerika stappen. Ook Benjamin kwam nog net op tijd weg: in november 1939 kwam hij in de Verenigde Staten aan.
De oudste zoon Hermann stierf in december 1941 aan een longontsteking, dus hij maakte de deportaties niet meer mee. De zonen Moses Loeb en Bernhard werden op 31 augustus 1942 al naar Auschwitz gedeporteerd. Moeder Chaje en de vier dochters werden in oktober 1942 opgehaald en doorgestuurd.
Chaim Färber kwam op 22 november 1942 in Westerbork aan. In mei 1943 werd hij doorgestuurd naar kamp Vught, waar hij een jaar bleef, om daarna teruggezonden te worden naar Westerbork. Op 23 maart 1944 werd hij doorgestuurd naar Auschwitz. Hij kreeg daar als kampnummer 175599 en werd tewerkgesteld in het kamp.

De zonen Wolf en Benjamin waren de enige twee van het elfkoppige gezin die de oorlog overleefden.

Bron: http://my.informedia.de/gedenkbuch.php?PID=12&name=882&seite=10&suche=*