Deze bijdrage is toegevoegd via AndereAchterhuizen.nl, waar verhalen van Joodse onderduikers in kaart worden gebracht.
Dineke Truus Nathans-Goudsmid was ondergedoken in Nieuw-Buinen, Glaslaan
Dineke verbleef in Nieuw-Buinen samen met haar ouders en haar tante Mie bij Willem en Andrea Smit. Willem Smit was (boeren-)arbeider. Zijn vrouw werkte niet. Het huisje was klein: het gezin verbleef in een kamertje van drie bij vier. Al snel werd ook haar broer naar Nieuw-Buinen gebracht omdat ook hij zich bij zijn vorige onderduikadres had verraden.
“Er werd geslacht op de boerderij waar mijn broer verbleef. Op een gegeven moment zei mijn broer: ‘mijn papa en mama eten alleen kosjer vlees.’ Op dat moment was het te gevaarlijk voor hem om daar te blijven.”
Ondanks dat het een klein arbeidershuisje was mocht het hele gezin blijven. Het gezin verbleef in de huiskamer en kwam niet buiten. ’s Nachts sliepen Dineke en haar ouders in een bedstee. Tante Mie sliep op een divan. Soms was het lastig om de jonge kinderen stil te houden.
“Als ik gilde moest ik in een donkere kast. Vreselijk vond ik dat. Ik moest natuurlijk stil zijn, anders werd het gevaarlijk. Ik was wel bang toen. Ik wist dat als het mis zou gaan het heel erg zou zijn. Als er bezoek of onraad was ging er bij ons een lampje branden zodat we wisten dat we stil moesten zijn.”
Overdag las Dineke boekjes uit de bibliotheek. Ook heeft Dineke’s moeder haar leren lezen en schrijven tijdens de onderduik. Daarnaast haakte Dineke veel. Voor Dineke was het gastgezin erg speciaal.
“Die mensen zijn zo bijzonder voor ons geweest. Toen hun zoon werd opgeroepen om naar Duitsland te gaan zeiden ze ‘als jij onderduikt of niet gaat, komen ze huiszoeking doen en vinden ze de onderduikers. Dus ga maar.’ Uiteindelijk is de zoon teruggekomen met tyfus en is hij overleden. Toen zijn begrafenis was zaten wij op zolder. Het was natuurlijk vreselijk voor hen om hun enige zoon te verliezen.”
Drie maanden voor de bevrijding kreeg Dineke last van rachitis omdat ze zo weinig beweging had in het kleine huisje. Ze kreeg problemen met lopen. Tijdens de bevrijding was Dineke nog niet de oude.
“Op de dag van de bevrijding was het prachtig weer, maar ik kon niet lopen. Ik leunde half tegen mijn ouders aan. Er speelden wat kinderen in de zandbak, ik kon alleen maar zitten.”
Na de bevrijding is het gezin weer teruggekeerd naar hun huis in Stadskanaal. Er had tijdens de oorlog een NSB-er in gezeten en het huis was uitgewoond. Al snel werd het huis opgeknapt en zijn er weer meubeltjes ingezet. Door middel van trainen en proberen was Dineke ook snel weer op de been.