Verhaal

Het leed van Bernard van Perlstein

Bernard van Perlstein en zijn gezin leefden aanvankelijk in weelde. De zaken gingen goed. Doch twee economische crises en twee oorlogen maakten daar abrupt een eind aan.

Door:

SAMENVATTENDE INTRODUCTIE

In het begin van de vorige eeuw woonde onze opa Bernard van Perlstein samen met zijn echtgenote Annie en beide zoons, Henry (Hans) en Edgar (Eddy), afwisselend in Hamburg en Overveen (gemeente Bloemendaal). Ze leefden een luxueus leven en waren gelukkig. Ook zakelijk ging het met Bernard goed.
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en Duitsland was aan de verliezende hand.
Rond 1916/1917 kwam het gezin vanuit Hamburg terug naar het neutrale en rustige Nederland en ging wonen in hun in hun in 1916 gebouwde woning 'Hoogh-Sande', die was gelegen aan de duinrand aan de Militairenweg 1 in Overveen (gemeente Bloemendaal).
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog keerde het gezin weer terug naar hun villa in Hamburg.

Vanaf 1924 vestigde het gezin zich definitief in Nederland, in het centrum van Amsterdam, waar het enige jaren woonde.
In 1928 werd er verhuisd naar achtereenvolgens Zandvoort, Bentveld en uiteindelijk in 1937 naar Heemstede. In 1942 werd Bernard door de Duitse bezetter zoals zoveel joden gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen en leefde daar gescheiden van zijn gezin.
Bernard weigerde tijdens de oorlogsperiode om op straat de voor joden verplichte gele Davidster te dragen en leek daarmee de dans te ontspringen.
Hij werd echter verraden....door zijn bovenbuurman, ene Gemser (bron: familiearchief), die boven zijn zaak in de Amsterdamse Reguliersdwarsstraat nr. 61 woonde.
Bernard werd op 22 januari 1943 opgepakt en gevangengezet in de gevangenis aan de Amstelveenseweg in Amsterdam en vandaar ruim 2 maanden later overgebracht naar concentratiekamp Vught. Na zeven en een halve maand hier opgesloten te hebben gezeten, werd hij op 15 november 1943 tegelijk met honderden anderen op transport gesteld rechtstreeks naar vernietigingskamp Auschwitz.
Daar is Bernard begin 1944 vermoord. Zijn echtgenote Annie en zijn zoons Hans en Eddy overleefden de oorlog. Bernard’s broer Philip en schoonzus Rosa waren eerder (eveneens na verraad) op 10 september 1943 vermoord in Auschwitz. Broer Julius (oom Jules) overleefde de oorlog.

EEN ONBEKENDE OPA
Als zijn kleinkinderen zijn van 'na de oorlog' en opa Bernard was een grote onbekende voor ons allemaal. En dat zou heel lang zo blijven. Eigenlijk veel te lang.
Vroeger werd in ons gezin niet over de oorlog gesproken. Net zoals het geval was in zoveel andere gezinnen die met de extremen van de oorlog waren geconfronteerd.
Er werd uitsluitend gezwegen. Af en toe een anekdote op de verjaardagen van mijn ouders, maar mijn opa Bernard werd daarbij dan altijd buiten beschouwing gelaten. Of zoals mijn broer Erik het verwoordde: 'ik wist niet eens dat ik een opa had'.

Bij mij bestond er in de loop der tijd een steeds sterker wordende behoefte om mijn voor de voor ons onbekende opa alsnog te leren kennen.
Bovendien was ik was van mening dat hij niet in de vergetelheid mocht geraken. Dat moest voorkomen worden. Dat vond ik ook belangrijk voor vooral Bernard's kleinkinderen, achterkleinkinderen en achterachterkleinkinderen. En natuurlijk ook voor de toekomstige generaties van onze familie. Zodat zij allen in de gelegenheid zijn om zich op de hoogte te stellen van de moeilijke en rampzalige periode van crises en oorlogen, die het gezin Van Perlstein ruïneerden.
Derhalve ben ik vanaf begin 2012 'op zoek gegaan' naar mijn en onze opa. Ik heb zijn Kamp Vught-brieven gelezen en t.b.v. de leesbaarheid overgetypt. Ook heb ik het (bescheiden) privé-familiearchief bestudeerd. Daarnaast heb ik uitgebreid over mijn opa gesproken met mijn 97-jarige oom Hans.
Zowel tijdens mijn bezoeken aan hem als op schriftelijke wijze (voornamelijk via de e-mail) heb ik van hem veel informatie ontvangen.

Dankbaar dat mijn oom Hans, als zijnde de laatste nog in leven zijnde 'getuige', aan mij zoveel medewerking heeft willen en kunnen verlenen.

Voor altijd in onze herinnering,

Harald van Perlstein, Heemstede 19 april 2012. Mede namens de andere kleinkinderen: Wijnanda van Perlstein, Yolande van Perlstein, Vanessa van Perlstein, Erik van Perlstein.

DE FAMILIE VAN PERLSTEIN
Bernard Benedictus Mathias van Perlstein werd geboren in Arnhem op 19 augustus 1882. Hij was de jongste zoon van winkelier Heiman Leo van Perlstein (geboren in Doetinchem in 1848) en Rosetta Rippe. Hij had twee broers t.w. Julius (oom Jules) en Philip.
Oom Jules heeft als enige van de broers de oorlog overleefd.
Bernard trouwde in Hamburg op 16 maart 1916 met de in Amsterdam geboren Anna (roepnaam Annie) Machielse. Hij en Annie hebben twee zoons gekregen t.w. Henry (roepnaam Hans) geboren in Hamburg in 1916 en Edgar (roepnaam Eddy) geboren in Overveen (gemeente Bloemendaal) in 1917.

HET RIJKE LEVEN
De gezin Van Perlstein woonde voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in Hamburg en leefde daar in weelde. Men woonde in een mooie villa en had dienstmeisjes.
In de beginjaren van de 20-ste eeuw had Bernard een goedlopende zaak (Van Perlstein & Co) in gedroogde zuidvruchten met kantoren in Amsterdam ( Singel 514), Hamburg (Königstrasse 14-16) en Lissabon.
Zie ook het verhaal 'Zuidvruchten en gist:
http://www.communityjoodsmonument.nl/page/297896/nl

Er werden door Bernard vele zakelijke reizen naar diverse landen in Europa. Zoals met de boot naar Lissabon. Hij beheerste (volgens Annie in een brief uit 1956) naast het Nederlands o.a. de Duitse -, Spaanse - , Franse - en Portugese taal in woord en geschrift.
De zaken gingen goed.
Bernard liet tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) in Nederland een huis bouwen op de Kop van de Zeeweg (Militairenweg 1) in Overveen (gemeente Bloemendaal). In 1916 was dit huis klaar voor bewoning en de familie keerde terug naar Nederland. Eddy werd in 1917 in Overveen geboren (Hans was ruim een jaar daarvoor in Hamburg geboren).

In Overveen beleefde het gezin Van Perlstein een aantal onbezorgde jaren. Ver weg van de perikelen van de Eerste Wereldoorlog waarin Duitsland zich gestort had. Nederland was toen neutraal.

Het gezin verhuisde na afloop van de Eerste Wereldoorlog weer terug naar Hamburg. Daar werd door Bernard en Annie actief deelgenomen aan de ‘roaring twenties’. Bernard stond ook op het punt om een jacht (de Seemöwe) te kopen incl. bemanning. Al met al werd er een enigszins decadent leven geleid.

In 1924 keerde het gezin permanent terug naar Nederland. Ongetwijfeld speelde daarbij de zeer slechte na-oologse economische situatie in Duitsland een rol (herstelbetalingen, mega-devaluatie van de D-mark). Veel zelfstandigen gingen failliet en ook Bernard ondervond de gevolgen.

BANKROET
Terugkomend uit Hamburg werd in 1924 (zoals zoon Hans veronderstelt) een pension in het centrum van Amsterdam betrokken. Hans en Eddy spraken alleen maar Duits en moesten dus nu ook Nederlands leren. Daartoe bezocht Hans (zoals hij zich herinnert) de Kaiser Wilhelm school (Duitse school) in Amsterdam. Ongetwijfeld zat ook Eddy op deze school.
In 1929 sloeg de Grote Crisis toe. Met het Bernard ging het financieel bergafwaarts. Het gezin verhuisde rond deze tijd naar Zandvoort. Hier werd een pension aan de Hogeweg betrokken.
Later werden nog diverse andere woningen gehuurd in resp. Zandvoort (Zeestraat, Wilhelminaweg 31), Bentveld (Zandvoorterweg 17) en tenslotte v.a. 1 mei 1937 in Heemstede (Clivialaan 26).
In de periode 1924 - 1937 werd er dus in totaal 6 x verhuisd....gemiddeld om de 2 jaar!
Ca. 1933 ging Bernard uiteindelijk bankroet. De inboedel van zijn huis aan de Wilhelminaweg 31 in Zandvoort werd geveild.

HULP VAN OOM SAM EN OOM FLIP
Om de crisis door te komen was Bernard nu afhankelijk van hulp van zijn familie (o.a. bij de huisvesting). Die hulp werd geboden door zijn zeer sociaal bewogen neef Philip Samuel van Perlstein (oom Sam voor de familie) en Philip van Perlstein (oom Flip voor de familie). Dat was niet zijn broer maar zijn neef die ook Philip heette. Sam en Flip waren zijn grote weldoeners.

Sam van Perlstein was de algemeen directeur van Van Perlstein & Roeper Bosch (VPRB) N.V. (later B.V.) te Amsterdam. Hij was getrouwd met Liestbeth van Perlstein-Gassmann. Zij hadden 2 kinderen t.w. Gerard, de latere algemeen directeur van VPRB, getrouwd met Ellen Arons en Evi die getrouwd was met Mels de Jong, de zoon A.M. de Jong.

Adrianus Michiel de Jong was een bekend schrijver. In 1942 werd De Jong wegens zijn socialistische sympathieën door de Duitsers gearresteerd, maar al snel weer vrijgelaten wegens zijn slechte gezondheid. Als represaille voor de moord op een aantal NSB'ers werd De Jong in 1943 vermoord door Nederlandse SS'ers, een van de zogenaamde Silbertanne-acties
(bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/A.M._de_Jong

Sam van Perlstein was penningmeester van het bestuur van de joodse gemeente in Bussum. Tijdens de oorlogsperiode liet hij zich (na veel verzet van de kant van het bestuur) uitschrijven uit het register van de joodse gemeente en leefde vervolgens de hele oorlog openlijk als niet-jood. Hij en ook zijn schoonzoon (echtgenoot van Evi van Perlstein en zoon van A.M. de Jong), namen actief deel aan het verzet in het Gooi.
Zeer opmerkelijk was daarbij de rol die de Duitse Wehrmachtsoldaat speelde, Werner Klemke, die mede door het vervalsen van papieren had bijgedragen aan de 'ontsterring' van Sam van Perlstein. Klemke zou later een beroemde illustrator worden in de voormalige DDR.
Het Blaricumse huis van Sam en zijn echtgenote en zioniste Liesbeth van Perlstein-Gassman, vormde het centrum van het Gooise verzet en was doorgangshuis voor veel onderduikers. Ook werden er illegale kranten gedrukt, die onder de onderduikers werden verspreid, een hachelijke onderneming.
(Bron: www.100jaarjoodsbussum.nl)
Sam en Liesbeth van Perlstein en hun 2 kinderen Evi en Gerard zijn de oorlog goed doorgekomen. Vooral dankzij de slimheid en het uitgebreide netwerk van de vermogende Sam. Na afloop van de oorlog ondersteunde Liesbeth de joodse wezen.

Gerard was de laatste penningmeester van de Nederlandse Zionistenbond (die later is opgegaan in de Federatie van Nederlandse Zionisten).
Van Perlstein en Roeper Bosch werd in 1982 overgenomen door "Emro-Aziatica" te Uithoorn . Eigenaar van deze zaak was Sal van Gelder, de heldhaftige verzetskameraad van Sam van Perlstein in Bussum en Blaricum. Sal van Gelder overleed plotseling in 1984. Sam van Perlstein was reeds eerder in 1959 overleden.
Bernard's zoon Eddy heeft tot ca. 1980 als chef Serviceafdeling bij Van Perlstein en Roeper Bosch gewerkt en is in 1981 overleden.

Geraadpleegde bronnen:
- http://www.joodsamsterdam.nl/gebbedrijfvanperlstein.htm
- http://www.100jaarjoodsbussum.nl/7%20biografieen.html
- http://www.emro-aziatica.com
- video over het 100-jarig bestaan van de joodse gemeenschap in Bussum (o.a over Sam van Perlstein):
http://www.rtvnh.nl/nieuws/69091/Joodse+gemeenschap+Bussum+viert+100-jarig+bestaan

Philip (oom Flip) van Perlstein had een goedlopende gistfabriek in Engeland, genaamd British Fermentation Products Ltd. (later overgenomen door AKZO). Bernard kreeg de gist per boot aangeleverd vanuit Engeland.
Tengevolge van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van Nederland door de Duitsers stopte de import van gist.
Bernard werd toen gelukkig verder geholpen door de Gist- en Spiritusfabriek uit Delft (later ook overgenomen door AKZO). Hij verkocht toen gist onder het merk Atlas Gist en had zijn kantoor aan de Reguliersdwarsstraat 61 in Amsterdam. Het gebouw, waarin Atlas Gist was gevestigd, is later verwoest door neergeschoten Engelse Halifax-bommenwerper.
Bernard weigerde om op straat de door de Duitsers verplichte gele jodenster te dragen. Een tweetal sterren (van de in totaal drie) is ook nu nog - vrijwel ongebruikt - in het bezit van onze familie.

SYSTEMATISCH GEORGANISEERDE VERJAGING
In februari 1941 moesten alle Heemstedenaren met tenminste één joodse grootouder zich melden bij de gemeente Heemstede. Daarvoor moesten leges betaald worden t.w. 1 gulden per persoon.
Zowel Bernard als zoon Eddy hebben zich toen gemeld en werden geregistreerd als jood en resp. halfjood (Bron: gemeentelijke registratielijst 1941, kopie van Wim de Wagt, Heemstede). Zoon Hans werd niet geregistreerd, want die zat toen al ruim een jaar in Ned. Indië.
Eind april-begin mei 1942 vind er een verplichte 'evacuatie' (lees:verjaging) plaats van de laatste joodse burgers uit de kuststreek. Met een koffer, waarin slechts een deken en wat kleding en brood voor een dag, moesten zij zich in de Haarlemmerhout verzamelen, waar trams klaar stonden om hen naar station Haarlem te vervoeren en vandaar naar Amsterdam, naar de verzamelplaats De Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan.

Vrijwel alle joodse Heemstedenaren moesten in mei 1942 verplicht verhuizen naar Amsterdam.
Op 22 juli 1942 kregen in Heemstede wonende gemengd joodse echtparen opdracht om met hun gehele huisraad voor 1 augustus 1942 naar Amsterdam te verhuizen. Naar wordt aangenomen liet Bernard zich om deze reden pro forma scheiden van zijn vrouw Annie en ging op eigen gelegenheid naar Amsterdam. Hij ging in de Vechtstraat wonen, op nummer 67. Annie kon zodoende met zoon Eddy gewoon in Heemstede blijven wonen. Bernard vond dat wellicht verstandiger om eventuele moeilijkheden voor het gehele gezin te voorkomen.

De meeste joden uit Heemstede werden naar De Hollandsche Schouwburg vervoerd en vervolgens naar concentratiekamp Westerbork. vandaar per goederentrein naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Er werd dus heel systematisch te werk gegaan, ook door de gemeente Heemstede o.l.v. de fanatieke NSB-burgemeester Van Riesen.
De laatste paar joodse Heemstedenaren kregen opdracht om uiterlijk 16 februari 1943 te vertrekken uit Heemstede. De ‘Arische’ partij van de gemengde huwelijken mocht met de kinderen in Heemstede achterblijven. En de joden die al in een eerder stadium gedwongen waren om te vertrekken mochten per 16 februari 1943 zich niet meer in Heemstede ophouden. (bron: Librariana, weblog van Hans Krol, voormalig directeur bibliotheek Heemstede).

VRIJSTELLING VAN TEWERKSTELLING
Bernard moest zich op 12 oktober 1942 melden in Amsterdam om (zogenaamd) door de Duitsers vast te laten stellen of hij al dan niet vrijgesteld zou kunnen worden van 'tewerkstelling'.
In een brief van 8 oktober 1942 wordt Bernard (min of meer dwingend) opgeroepen om zich op 12 october 1942 te melden bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, Adama van Scheltemaplein 1 te Amsterdam. Dit 'om vast te stellen of U in aanmerking kan komen (resp. Uw echtgenoote en kinderen) om van de tewerkstelling te worden vrijgesteld'.
De oproep, die tegelijkertijd ook een reisvergunning was, werd verzonden in opdracht van (Ferdinand Hugo) Aus der Fünten, SS-Hauptsturmführer .
Voor de duidelijkheid: het betrof hier geen reguliere tewerkstelling. Die werd verzorgd door het Arbeidsbureau.Hier was sprake van 'Polizeilicher Arbeitseinsatz'. Ofwel een tewerkstelling onder politietoezicht. Aus der Fünten was van menig dat de de politie beter voor de veiligheid van de Joden in de werkverruimingskampen kon ‘zorgdragen’....
Door de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung werd nadrukkelijk verzekerd dat de tewerkstelling in Duitsland zou gebeuren. Dat is echter in tegenspraak tot de uitlatingen van Hauptdienstleiter Schmidt die had laten weten dat alle joden naar Polen gezonden zouden werden. Deze tegenstrijdige verklaringen zullen de Joodse Raad destijds ongetwijfeld verontrust hebben. (Bron: http://www.wigard.nl/WO2/Joden/)

In januari 1943 liep Bernard echter nog gewoon rond, overigens zonder de gele Davidsster te dragen, ofschoon dat haast al een jaar verplicht was n.l. vanaf 29 april 1942 (Bron: Hans Krol, Librariana, Heemstede 9 april 2012) .
Kennelijk werd hij dus vrijgesteld van tewerkstelling. Een argument daartoe zou wellicht zijn onmisbaarheid zijn voor zijn zaak Atlas Gist, die was gevestigd in de Reguliersdwarsstraat nr. 61 in Amsterdam.
Mogelijk in het kader van de voedselvoorziening. Voor het bakken van brood had je immers gist nodig.
Dat zou (tijdelijk) zijn redding zijn.

HET VERRAAD
Bernard had zijn gisthandel gevestigd in de Amsterdamse Reguliersdwarsstraat op nummer 61. Hij woonde toen al een tijdje in Amsterdam (verplicht verhuisd vanuit Heemstede, zijn gezin daar noodgewongen achterlatend).
Hij liep in januari 1943 nog gewoon rond, zonder de verplichte gele Davidsster te dragen. Twee nooit gedragen Davidssterren zijn nog steeds in het bezit van de familie. Ze zien er nog als nieuw uit.
(Zie het dragen van de gele Davidsster de navolgende video: http://deoorlog.nps.nl/page/mappen/780393/Jodenster?afl=5&d=780392).

In de ochtend van 22 februari 1943 ging het echter mis. Bernard werd voor zijn zaak opgepakt door twee twee SD-ers in burger. Hij was verraden. Omdat hij joods was en geen ster droeg, zoals dus wel verplicht was.
Bernard werd overgebracht naar de gevangenis aan de Amstelveenseweg. Medegevangene Leo Weil heeft na de oorlog Eddy en Annie per brief over het verraad ingelicht. In deze brief staat vermeld dat Bernard aan Leo en aan medegevangenen had verteld dat hij door Gemser, zijn buurman die boven de zaak woonde, was verraden (de brief is nog in het bezit van de familie).
Hier zat hij van 22 februari 1943 tot begin april 1943 (bron: e-mailbericht d.d. 27 juni 2012 van het Rode Kruis en brief van Bernard uit concentratiekamp Vught.). Begin april werd Bernard overgebracht naar concentratiekamp Vught waar hij tot 15 november 1943 gevangen zat. Op die dag is hij met honderden medegevangenen op transport gesteld, rechtstreeks vanuit Vught naar vernietigingskamp Auschwitz.

CONCENTRATIEKAMP VUGHT
Rond eind maart/begin april 1943 werd Bernard overgebracht van de gevangenis aan de Amstelveenseweg in Amsterdam en vervolgens na een aantal weken naar concentratiekamp Vught.
Bernard zat in in dit concentratiekamp als 'Häftling' (gevangene) nummer J 6021 en zat in barak 15B.

In 1942 werd begonnen met de bouw van Konzentrationslager Herzogenbusch, zoals Kamp Vught officieel heette. Toen de eerste uitgehongerde en afgebeulde gevangenen in januari 1943 uit Amersfoort aankwamen, was het kamp nog niet af. Dat mochten de gevangenen zelf afbouwen. De miserabele omstandigheden kostten in de eerste maanden al enige honderden mensen het leven.
In concentratiekamp Vught werden ruim 31.000 mensen gevangen gehouden waaronder joden, politiek gevangenen, Roma en Sinti, Jehova's getuigen en homoseksuelen.
Misdadigers hadden een groene driehoek, politieke gevangenen hadden een rode, homosexuele een roze, zigeuners een zwarte enz. Elke dag was er twee of drie keer appèl. Dit gold niet alleen voor de volwassenen, maar ook voor de kinderen. Na het ochtendappel moesten de gevangenen aan het werk.
Zie ook de video over Kamp Vught: http://www.joodsmonumenthaarlem.nl/educatie/geschiedenis/kamp-vught
Vught was tijdens de Tweede Wereldoorlog het enige SS-concentratiekamp buiten Duitsland en het door Duitsland geannexeerde gebied. De SS had behoefte aan ruimte omdat de doorgangskampen in Amersfoort en Westerbork de toenemende stroom gevangenen niet meer konden verwerken. In tegenstelling tot andere ‘buitenlandse’ kampen werd kamp Vught begin 1943 opgezet naar het model van andere kampen in nazi-Duitsland. Het kamp viel ook rechtstreeks onder commando van het SS-hoofdkantoor in Berlijn.

Van de 31.000 gevangenen vonden zeker 749 kinderen, vrouwen en mannen in het kamp de dood door honger, ziekte en mishandeling. Van hen werden 329 gevangenen geëxecuteerd op de fusilladeplaats even buiten het kamp.
(Bron: http://www.tweede-wereldoorlog.org/kamp-vught.html en de website van het Nationaal Monument kamp Vught: http://www.nmkampvught.nl/)

Begin 1943 was alles nog slecht georganiseerd in het net gebouwde concentratiekamp Vught. De gevangenen kregen nauwelijks eten, de zieken werden niet verzorgd en het drinkwater is slecht.
De eerste commandant van Kamp Vught was de 39 jarige Karl Chmielewski. Hij was een echte slechterik.
Veel mensen stierven in de tijd dat Chmielewski commandant was. In oktober 1943 werd hij ontslagen, omdat hij op grote schaal gestolen had in het kamp. In 1961 werd hij tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld voor zijn rol in de concentratiekampen.
(Bron: Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Zie ook: http://www.tweede-wereldoorlog.org/kamp-vught.html).

VERNIETIGINGSKAMP AUSCHWITZ
Uit informatie van het Rode Kruis, zoals een paar maanden na afloop van de oorlog is ontvangen, blijkt dat Bernard op 14 november 1943 samen met honderden medegevangenen vanuit Vught rechtstreeks op transport is gesteld naar het vernietigingskamp Auschwitz.
Het Holocaust Education & Archive Research Team vermeldt het volgende:
'With the exception of two transports which went directly from Vught to Auschwitz, all transports from Vught were routed via Westerbork. The first of these transports to Westerbork left at the end of January 1943, shortly after the transit camp at Vught had been established.'
Bron:http://www.holocaustresearchproject.org/othercamps/vught.html
Twee transporten zijn er dus vanuit Vught rechtstreeks naar het vernietigingskamp Auschwitz gegaan.
Op 2 juni 1944 vertrok een rechtstreeks transport vanuit Vught naar Auschwitz. Dit was het zogenaamde Philips-transport met joodse gevangenen, die tot dan in de door de Philipsfabrieken ingerichte werkplaats van het kamp werkten en daardoor steeds uitstel van deportatie hadden gekregen (Bron: De Hollandsche Schouwburg).
Eerder al, op 15 november 1943, was er een rechtstreeks transport van kamp Vught naar Auschwitz (op 16 november vond er ook een transport plaats naar Auschwitz, maar dat verliep via Westerbork).
In een bericht van de Rijksdienst voor Oorlogsdocumentatie aan het Rode Kruis d.d. 26 augustus 1956 wordt bevestigd dat Bernard op 15 november 1943 op transport gesteld naar Auschwitz. Hier kreeg hij registratienummer 163.349.
Het Rode Kruis schrijft in haar uit 1953 daterende rapport 'Auschwitz Deel IV, de deportatietransporten in 1943' het volgende over transport van 15 november 1944:
'....het transport van 15 november 1943 (Vught-Auschwitz), waarvan na ongeveer 6 weken "quarantaine" en daarop volgende verschillende selecties, de overgebleven mannen werden verdeeld over de kolenmijnen van Janina, Jawischowitz en Fürstengrube en verschillende arbeidscommando's in Auschwitz-Birkenau, terwijl heel enkele na de "quarantaine" en de selecties overgebleven vrouwen eveneens in Auschwitz-Birkenau werden tewerkgesteld...'.
Het Rode Kruis vermeldt verder in het rapport: ...'Bij het Vught-transport van 15.11.43 valt op het geringe aantal kinderen en oudere personen, hetgeen verklaarbaar was , omdat Vught een concentratiekamp was voor individueel gearresteerden...'.
(Bron: Auschwitz Deel IV, de deportatietransporten in 1943.
Uitgave Nederlandse Rode Kruis 1953).
http://resources21.kb.nl/gvn/EVDO02/pdf/EVDO02_NIOD05_8414.pdf
Op 15 november werd Bernard dus rechtstreeks vanuit Vught op transport gesteld naar Auschwitz.
De officiele datum van overlijden van Bernard in Auschwitz is vastgesteld op 31 januari 1944. Het betreft echter een administratieve datum; na 31 januari 1944 werd er niets meer vernomen hem en van de mensen uit zijn transport (Bron: Rode Kruis, e-mailbericht d.d. 27 juni 2012).
Hoe Bernard uiteindelijk aan zijn einde is gekomen is niet bekend; door ziekte, verzwakking of daadwerkelijk omgebracht... De wijze waarop doet er feitelijk niet toe. Hij is vermoord.

ANNIE, HANS EN EDDY OVERLEVEN DE OORLOG
Zowel Bernard's echtgenote Annie als zijn twee kinderen Hans en Eddy hebben de oorlog overleefd.
Hans werd - voor de oorlog begon - voor zijn werk bij Shell uitgezonden naar voormalig Nederlands Indie, waar hij tijdens de oorlog als militair gedurende 3½ jaar Japans krijgsgevangene was (zie verder onderaan voor zijn persoonlijke herinneringen).
Eddy woonde samen met zijn moeder Annie op de Clivialaan 26 in Heemstede. Mede dankzij de Heemsteedse rechercheur Brouwer (een goede vriend van de ouders van zijn vriendin Zus Vrugt, mijn latere moeder) kon Eddy zich redelijk vrij bewegen gedurende de oorlog. Rechercheur Brouwer onderhield namelijk de contacten tussen de Heemsteedse politie en het verzet. Zo werden er arrestaties in 1944 tijdig aan het verzet doorgegeven. (Bron: H. Krol op basis van onderzoek van V. Klep, Heemstede).
Eddy ging zelfs naar Friesland om boter te halen. Het kan niet anders zijn dan dat hij goed op de hoogte was van eventuele razzia's en andere acties door de Duitsers. Het was Eddy gelukt om zich te laten vrijstellen van de arbeidinzet voor de Duitsers. Zijn vader Bernard was immers gearresteerd en zat vast in Kamp Vught en zijn broer Hans, die voor Shell werkte, zat als krijgsgevangene in Ned. Indië. Eddy was dus in die situatie onmisbaar voor Atlas Gist. Zijn goede vriend Henk Vijver, die (waarschijnlijk zogenaamd) 'expeditiechef' was bij Atlas Gist, werd niet vrijgesteld van de arbeidsinzet.
Annie is op op 30 april 1977 overleden. Eddy is op 18 januari 1981 op 63-jarige leeftijd overleden.

ONDERDUIKSTER TANTE IDA
De familie had op het adres in de Clivialaan 26 een onderduikster in huis. Dat was 'tante Ida' (Hecht), familie van Sara Hecht, de moeder van Bernard's neef Sam van Perlstein.
Zij overleefde de oorlog ondanks het feit dat ze vaak gewoon buiten rondliep. Bernard's zoon Hans heeft haar volgens eigen zeggen na de oorlog nog een keer op het adres in de Clivialaan 26 ontmoet toen hij in maart 1946 - voor het eerst na de oorlog - met verlof was in Nederland.
In Heemstede zijn er in totaal ca. 21 onderduikers (die niet in het bevolkingsregister waren ingeschreven) verraden en omgebracht (Bron: Hans Krol, Heemstede, september 2012).

ONDERDUIKSTER TANTE IDA
Het gezin had op het adres in de Clivialaan 26 een onderduikster in huis. Dat was 'tante Ida' (Hecht), familie van Sara Hecht, de moeder van Bernard's neef Sam van Perlstein.
Zij overleefde de oorlog ondanks het feit dat ze vaak gewoon buiten rondliep.
Bernard's zoon Hans heeft haar volgens eigen zeggen na de oorlog nog een keer op het adres in de Clivialaan 26 ontmoet toen hij in maart 1946 - voor het eerst na de oorlog - met verlof was in Nederland.
In Heemstede zijn er in totaal ca. 21 onderduikers (die niet in het bevolkingsregister waren ingeschreven) verraden en omgebracht (Bron: Hans Krol, Heemstede, september 2012).

OORLOGSMONUMENT 'DE HOLLANDSCHE SCHOUWBURG'
De meeste van de 107.000 Nederlandse joden werden per trein naar vernietigingskampen in het oosten gedeporteerd via de doorgangskampen Westerbork en Vught. Slechts 5.000 personen keren terug. Veel Van Perlstein's (allemaal familie van elkaar) zijn omgebracht. In het oorlogsmonument 'De Hollandsche Schouwburg' aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam brandt sinds 1962 een eeuwige vlam voor een reusachtige rechthoekige zwartmarmeren plaquette met daarop vermeld de achternamen van alle door de Holocaust getroffen families. Bovenaan van één van de kolommen met namen staat de familienaam Van Perlstein gegraveerd. Tevens is er een klein museum. Al met al een heel mooi en waardig herinneringsmonument.

PERSOONLIJKE HERINNERINGEN
Hier volgen enige persoonlijke herinneringen van mijn oom Hans aan zijn vader.

"Ik zal trachten een beeld te geven van Bernard en zijn gezin over de periode 1916-1940, althans voor zover ik mij kan herinneren.
Ik werd geboren op 31 Mei 1916 in de Richterstrasse in Hamburg. Waarom in Hamburg?
Mijn vader had zijn kantoor in Amsterdam met filialen in Hamburg en Lissabon.
En op het moment van mijn geboorte woonde men in Hamburg.
Omdat Duitsland in oorlog was en Nederland een neutraal land en derhalve niet te lijden had van de minder goede levensomstandigheden, werd besloten om naar Nederland te vertrekken.
Daar had mijn vader een villa laten bouwen, tezamen met een ander ( naam kan ik mij niet meer herinneren) in Overveen (gemeente Bloemendaal). De villa (2 onder één kap) heette "Hoogh-Sande" (althans het westelijk gedeelte dat door mijn ouders werd bewoond) en was de eerste woning aan de Militairenweg, bij het begin van de Zeeweg naar Bloemendaal aan Zee.

Ik meen mij te herinneren de blauwdrukken van de bouw van de villa gezien te hebben maar heb ze later, na het overlijden van mijn moeder, niet meer in de boedel terug gevonden.
In Overveen werd, op 2 November 1917, mijn broer Eddy geboren.

Na de oorlog keerde het gezin- zoals eerder hiervoor beschreven - terug naar Hamburg. Wat hen daartoe motiveerde weet ik niet.
Ik denk dat dit omstreeks 1919/1920 heeft plaats gevonden gezien het feit dat ik een foto heb van Eddy en mijzelf in de tuin van ons huis in Overveen en zo te zien was hij toen ongeveer 2 à 3 jaar oud.
Het was in ieder geval direct na het einde van de Eerste Wereldoorlog. De oorlog had de wereld totaal veranderd. Het verschil tussen arm en rijk was enorm groot geworden.
Mijn ouders leefden een leven van grote luxe. Mijn vader moet al zeer gefortuneerd geweest zijn gezien het feit van de mooie villa in Overveen, het bezit van een luxe auto als een van de toen nog weinige autobezitters. terwijl wij in Duitsland ook diverse nannies (Kinderfräulein) hadden.
Ik herinner mij nog Fräulein Groth als een van de beste. Zij kwam, evenals de anderen, uit Oost Duitsland (Pommern of misschien Ost Preussen, de armste provincies van het land). Foto’s van die tijd tonen o.a. mijn moeder te paard in Oberhof (Zwarte Woud) , strandscènes in Travemünde, mijn ouders in een watervliegtuig.
Het was ook de tijd van de Roaring Twenties; van Amerikaanse muziek en dans, zoals de Jazz, Ragtime,Shimmy, Polka, Tango, Jitterbug, etc..
Ik herinner mij ook nog diverse Duitse liedjes uit die tijd, zoals:
“Ich kann mich mit der Liebe doch noch immer nicht aus”
“Statt Liebe gibt es Hiebe und ich fliege hinaus”
“Wenn and’re Burschen küssen , bis die Hähne früh krähen,
“Dann werd ich meistens müssen, ganz allein in die Klappe gehen”
of:
“Ins Hotel Die Nachtigall da komm ich jeden Monat zwei, drei Mahl
” Und jeder kennt mich und nennt mich “Der Dandy von Wien”
“ Weil Ich eine vornehme Herrschaft da bin.
“Der Portiér ruft : Herr Baron (und denkt dabei ans hohe Trinkgeld schon)
“Das Zimmermädchen schreit: Alles is bereit! Bitte ein zu treten!”
of:
“Die Mädchen von Java die sagen ja nimmer nein
”Ihr Blut ist von Lava und ihr Herz ist nicht von Stein.
“Fragst Du einem Mädel “ Wollst Du oder wollst Du nicht?”
“ Sagt Sie : Natürlich! Selbstverständlich ! Warum denn nicht ?”
Ik herinner mij ook dat wij als kleuters bij het naar bed gaan moesten bidden. Eddy en ik zaten dan geknield voor onze bedden, handen in bidhouding gevouwen en baden dan:
“ ‘s Avonds als ik ga slapen, veertien engelen volgen
mij na;
Twee aan mijn hoofd en twee aan mijn voeten
Twee aan mijn linker zij en twee aan mijn rechter zij
Twee die mij dekken en twee die mij wekken
Twee die mij wijzen naar ’s hemels paradijzen ”
Ondertussen pakten zich donkere wolken boven Duitsland samen.
De door Duitsland verloren oorlog, noopte het land vele honderden miljarden goudmark-herstelbetalingen aan de geallieerden te doen. Bovendien verloor men het Ruhrgebied, met zijn rijke kolenvoorraden, aan Frankrijk. Het gevolg was een hyperinflatie in1923 door verlies van vertrouwen in de Duitse mark. Dit is goed te zien bij de Duitse postzegels uit die tijd welke overdrukt werden met miljoenen, zelfs miljarden Marken.
Ik moet aannemen dat dit de oorzaak was dat omstreeks 1924/25 besloten werd naar Nederland terug te keren.
Ik moet ook aannemen dat mijn vader in die tijd veel van zijn vermogen is kwijtgeraakt.
Ik moet wel vermelden dat dit slechts “guesswork” mijnerzijds is.
De standplaats werd Amsterdam waar mijn vader zijn handel in zuidvruchten continueerde vanuit zijn kantoor aan het Singel. Waar wij in Amsterdam woonden weet ik niet meer; vermoedelijk in een pension.
Aangezien ik in Hamburg naar een Duitse lagere school was geweest waar (uiteraard) alleen in het Duits onderwijs werd gegeven werd ik op de Kaiser Wilhelm Schule geplaatst om goed Nederlands te leren. Ik herinner mij nog dat op de geschiedenisles over “watergeuzen” werd gesproken doch ik verstond dit als “waterreuzen” en dit is mij lang bijgebleven aangezien ik mij vaak heb afgevraagd wat dit voor soort mensen geweest konden zijn.
Ook herinner ik mij de geschiedenisleraar: een man met lichtblauwe ogen en een grote Hindenburg snor. Deze school lag aan een zijstraat van de Vijzelstraat (van de Munttoren komende richting Rijksmuseum aan de linkerkant).
Mijn vader zette zijn zaken in Zuidvruchten vanuit Amsterdam verder voort totdat een volgende crisis kwam t.w. de krach van de NY stock Exchange in 1929. Dit was de ondergang van zijn
bedrijf en hij werd enige tijd daarna failliet verklaard. Wij zijn toen naar Zandvoort verhuisd en woonden daar op diverse adressen, het laatst op de Wilhelminaweg 31.
Op een gegeven dag (dit moet 1933 geweest zijn want ik zat toen al op het Kennemer Lyceum) werd de boedel van mijn ouders daar onder de hamer verkocht. Gelukkig had mijn vader van Oom Sam geld gekregen om mee te bieden op de veiling. Dit verschafte hem de mogelijkheid om op diverse objecten uit zijn eigen boedel te kunnen bieden zodat deze behouden bleven voor zijn familie.
Hierna verhuisde men naar Bentveld aan de Zandvoorterweg nr. 17. Vanuit hier heb ik mijn toekomstige, lieve vrouw, Mientje Jaquet, leren kennen.
Tenslotte verhuisde men naar Heemstede, Clivialaan ( Nr.26) en dit was het eindstation voor ons allen.
I.v.m. de mobilisatie keerde ik in het najaar van 1939 met een van de laatste vliegtuigen (een Dakota geheel in oranje kleuren beschilderd en met geblindeerde ramen) vanuit Engeland (waar ik voor Shell werkzaam was) terug naar Nederland. Ik werd gelegerd in Enkhuizen waar ik bovenop de Dromedaris geregeld de wacht moest lopen. Daarna werd ik gelegerd in de Van der Palm kazerne in Bussum waar ik ook mijn neef Hugo van Perlstein aantrof.
Een aantal maanden later verzocht Shell mij om naar Ned. Indië te komen.
In Maart 1940 vertrok ik per boottrein naar Genua om vandaar per “Christian Huygens” te reizen naar Ned. Indië. Wij namen afscheid van elkaar op het perron van het Hollandse Spoorstation in Den Haag.
Het was een emotioneel afscheid van mijn vader, moeder, Eddy en mijn verloofde Mientje Jaquet. Mijn vader had tranen in zijn ogen.
Ik zou hem nooit meer terugzien..."

JOODS MONUMENT HEEMSTEDE
De gemeente Heemstede heeft destijds om onbekende reden (zoals de burgemeester van Heemstede mevrouw Heeremans bevestigde) afgezien om - ter nagedachtenis van de in de Tweede Wereldoorlog omgebrachte joodse medeburgers - een gedenkteken te plaatsen in de openbare ruimte. In plaats daarvan werd er door de gemeente in 1995 een roodkleurig stenciltje 'In Memoriam 1940-1945' uitgebracht met daarin o.a. vermeld de namen van de in de oorlog omgebrachte en vermiste joodse Heemstedenaren. Ofschoon goed bedoeld (de gemeente heeft in ieder geval geprobeerd de namen van de omgebrachte joodse Heemstedenaren te achterhalen) is dat m.i. niet een waardige wijze van herdenken.
(Zie verder ook het verslag van mijn onderzoek naar het lot van de laatste drie officieel nog vermiste joodse Heemstedenaren: http://www.communityjoodsmonument.nl/page/298465/nl)
In Groenendaal op de Vrijheidsdreef staat het op 4 mei 1948 onthulde Vrijheidsbeeld. De inscriptie op het voetstuk luidt: '1940 - 1945'. Op het Vrijheidsbeeld staan de namen van 45 omgebrachte Heemstedenaren vermeld. Echter naar de namen van de omgebrachte joodse Heemstedenaren - waaronder dus mijn opa Bernard - was het vergeefs zoeken.
Die staan dan ook nergens vermeld. Dat was voor mij onacceptabel. Juist omdat er geen graf bestaat is er bij veel familieleden behoefte aan een monument met daarop vermeld de naam van het omgebrachte familielid resp. familieleden. Een namenmonument biedt de mogelijkheid om op een waardige manier te herdenken alsmede om er volgens joods gebruik een steentje neer te leggen.
Op 18 september 2012 is de Stichting Joods Monument Heemstede opgericht. Voorzitter van de stichting is Paola Koningveld, David Asser is penningmeester en ikzelf ben secretaris.
De stichting heeft tot doel 'Het herdenken van de omgekomen Heemsteedse joden tijdens de Tweede Wereldoorlog namens de Heemsteedse samenleving en het verspreiden van kennis omtrent de vervolging van de joden in Heemstede of daarbuiten'. B&W van de gemeente Heemstede ondersteunen het initiatief.
Het is de bedoeling dat er nabij het Vrijheidsbeeld op de Vrijheiddreef in wandelbos Groenendaal in 2014 een monument komt met daarop vermeld de ca. 160 namen van de omgebrachte Heemsteedse joden. Het betreft hier zowel de namen van de omgebrachte autochtone joden als wel de namen van de omgebrachte allochtone joden (voornamelijk vluchtelingen uit Duitsland) alsmede de omgebrachte joodse onderduikers.

De dood van Bernard van Perlstein is vastgesteld op 31 januari 1944. Omgebracht in Auschwitz. (Bron: 'In Memoriam', gemeente Heemstede, mei 1995).
Deze datum is na de oorlog administratief zo vastgesteld. Dat is gebeurd voor vrijwel alle personen van het 15 november 1943-transport van Vught naar Auschwitz .
Want na 31 januari 1944 had niemand meer iets van hen vernomen...

AUSCHWITZ
http://www.auschwitz.org.pl/

HOLOCAUSTGEBED:
http://yizkor.ort.org:8081/html/holoprayer_th.shtml

-----------------------------------------------------------------------------

*Dit verhaal is tot stand gekomen op basis van bronnenonderzoek, onderzoek van het familiearchief alsmede de persoonlijke herinneringen die Bernard's zoon Hans van Perlstein (mijn oom) aan mij in 2012 heeft verteld. Maar ook dankzij zijn eigen schriftelijke bijdrage als wel dankzij het door hem (al decennia geleden) samengestelde stamboek van de familie Van Perlstein, waarvan mijn broer Erik van Perlstein een aantal jaren geleden een gedigitaliseerde versie heeft gemaakt.

Harald Bernard van Perlstein,
Heemstede, 23 januari 2013

Media bestand