Verhaal

Een pakketje achter op de fiets

Hoe werd ik naar mijn onderduikadres gebracht. Dat werd ij verteld door To Bakker-Boelen die dat als twinwtigjarige had gedaan. Van Eindhoven naar Amsterdam naar Laren (NH). Tussen de Manets. Sluijters, en zelfs de zonnebloemen van Van Gogh.

Een Pakketje Achter op de Fiets bij To Boelen

Ik ben op 1 augustus 1939 geboren. Dus vlak voor de oorlog. Voor alle duidelijkheid voor de IIe Wereldoorlog. Mijn ouders en grootouders waren Joods, dus ik ook. Op 10 mei 1940 brak in Nederland die IIe Wereldoorlog uit. Ik was toen 9 maanden oud; een baby en woonde in Eindhoven.
Onlangs, zomer 2004, kwam ik het boekje “De joodse gemeenschap van Eindhoven 1940 –1945” onder ogen. Daar was op blz. 2 een kopie van een brief afgedrukt, geschreven door de burgemeester van Eindhoven, en gericht aan het “Devisenschutzkommando Holland Aussenstelle Nijmegen te Nijmegen”, gedateerd 8 mei 1941. Daarin stond:
“Naar aanleiding van uw schrijven dd. 26 april jl. heb ik de eer u bijgaand toe te zenden een opgave in lijstvorm van de in deze gemeente woonachtige joden.” Aan zijn brief zat een bijlage.
De auteur van voornoemd boekje had op diezelfde blz. 2 ook een paar regels van die bijlage gekopieerd. Daar stonden een paar namen: De Vries, Wasserman en…… ik kon mijn ogen bijna niet geloven, daar stond ook mijn naam “Wertheim, Jaap geboren 1 augustus 1939, geboren te Geldrop, zonder beroep, Nederlandse nationaliteit wonende Prins Hendrikstraat 29.” Nog geen 2 jaar oud. Zo zag ik in 2004 voor de eerste keer een document uit de oorlog met mijn eigen naam.
De burgemeester van Eindhoven had echt zijn best gedaan, net zoals heel veel andere gezagsdragers. Hoe kon iemand nu toch een zo gedetailleerde lijst aan de bezetter sturen? Aan de bezetter, waarvan ieder weldenkend mens op de hoogte moet zijn geweest van de bij hen heersende jodenhaat.
De getallen zijn bekend: 90% van de joodse Nederlanders is op efficiënte wijze uit de Nederlandse bevolking verwijderd.

Maar gelukkig waren er ook mensen (zowel Duitsers als Nederlanders) die deze willekeurige onrechtvaardigheid niet over hun kant konden laten gaan. Die in het verzet zijn gegaan en die de moed hadden medemensen - die op dit soort lijsten stonden - in hun huis op te nemen. Onderduiken heette dat.

Bijna een jaar later, april 2005, ben ik na 63 jaar (weer) in contact gekomen met Mevrouw Bakker-Boelen. In 1942 ben ik - bijna drie jaar oud - door haar achter op de fiets van Amsterdam naar Laren gebracht; naar de familie Van Blaaderen. To Boelen, nog een meisje of zoals u wilt een jonge vrouw van net in de 20. Zij bracht “pakketjes” rond. Zo heette dat; later ook wel duikelingetjes genoemd. Met gevaar voor eigen leven leverde zij pakketjes af bij mensen die net als To, hun leven waagden en gelukkig voor ons ons in huis namen. Zij vonden dat ze niet anders konden. Hoe is het zo gekomen?
To’s zuster Martha was getrouwd met een Zwitsers ingenieur … Bourdrez, die werkte bij Philips in Eindhoven. Bourdrez had in Zürich op de Technische Hochschule gestudeerd samen met o.a. Tom van Blaaderen, inmiddels getrouwd met Anneke van Geuns. Ze waren goed bevriend en ik denk dat Martha aan Tom en Anneke – die in Laren (NH) woonden met hun zoontje Matthijs – hebben gevraagd of zij niet een Joods jongetje in huis wilde nemen. Hoe de Bourdrez’s aan mijn naam kwamen weet ik niet. Maar ik herinner me dat na de oorlog een oudere dame mij aanbood haar “Oma Dobbelman” te noemen. Zo had ik dan toch nog een oma. En deze Oma Dobbelman werd de eerste keer aan mij voorgesteld als “de mevrouw die zorgde voor onderduikadressen”. En ik herinner me ook nog dat ik dat zo’n gek woord vond: “onderduiken”. Ik denk dus (nu) dat die mevrouw/oma Dobbelman de Bourdrez’s op de hoogte had gebracht van de wens van mijn ouders, mij apart onder te laten duiken.
Tom en Anneke stemden toe en ben ik naar Amsterdam afgereisd. Ik weet niet door wie, maar daar was To – de zuster van Martha Bourdrez - die mij op de fiets naar Laren heeft gebracht en als “duikeling” heeft afgeleverd bij die familie van Blaaderen.

Zij had de moed mij weg te brengen. Ik was de eerste van vele kinderen die To Boelen per fiets door Nederland naar onderduikadressen heeft gebracht die zij weer terug zag. Ik was naar Den Haag gekomen om met haar kennis te maken en te laten zien wat er van dat pakketje van toen geworden is.* Ik had foto’s bij me van in de oorlog; als kleuter; van na de oorlog als man/echtgenoot, vader, grootvader. Foto’s van ons gezin, onze verjaardagen, ons huis op de Kortenhoefsedijk in Kortenhoef.
Het was een ontroerende middag, bij Mevrouw Bakker-Boelen, inmiddels 89 jaar. Maar ik was er ook een beetje trots op om haar te kunnen laten zien wat er van dat jongetje van twee dat in 1942 bij haar achterop de fiets had gezeten was geworden. Ik had mijn grijze pak aangetrokken – inclusief lintje. Bij het handen schudden, de hernieuwde kennismaking was het eerste wat ze zei: ”Oh Jaap, wat enig je te ontmoeten en je bent nog geridderd ook.”
En hoe ongelofelijk het ook lijkt, maar toen zij naar de foto’s die ik had meegenomen keek, zei zij herhaaldelijk: “He, is dat niet die…. En daar, is dat niet…en dat niet die….”.
Het was een gekke ervaring dat tot dan die twee volstrekt onbekenden van toen, met toen twee volstrekt verschillende achtergronden nu opeens zoveel gemeenschappelijks hadden; en een soort geheim verbond: Zij heeft mij toen stiekem weggebracht en ik ben er nog, dank zij haar. Mede aan To Boelen en de familie Van Blaaderen heb ik mijn vrijheid, leven, ouderschap en grootouderschap te danken. Ik roep een ieder op - wanneer ooit nog zo iets zal gebeuren - hun voorbeeld te volgen, opdat iemands leven in vrijheid blijvend geborgen zal zijn.

Misschien nog een kleine anekdote, die ik nooit had begrepen, maar waarbij de puzzelstukjes na de middag met To Bakker zo mooi in elkaar pasten.
Het zal 1943/44 geweest zijn. Tom en Anneke van Blaaderen gingen op bezoek in Geldrop of Mierlo bij Martha en ….. Bourdrez. Lunchen.
Mijn moeder – Esther – was ondergedoken bij de familie Hoekstra (Cor en Johan) aan de Fuutlaan in Eindhoven. Johan werd opgepakt en ondervraagd over mogelijke illegale activiteiten. Dat leek gevaarlijk en mijn moeder werd tijdelijk ondergebracht bij een Philips collega: Bourdrez. Tijdens het bezoek van de Van Blaaderens aan de Bourdrez’ verrichtte mijn moeder “huishoudelijke dienstjes” (zo heette dat). Zij presenteerde de schaal met vleeswaren toen zij Martha hoorde vragen aan haar gasten: “Zeg hoe is het eigenlijk met die Mopsje?” Esther liet de schaal met vleeswaren vallen. Een ieder keek haar aan en Anneke van Blaaderen vroeg haar: “Is Mopsje misschien jouw zoon?” Mijn moeder knikte. “Maar hoe heet hij dan eigenlijk?” “Jaapje Wertheim” antwoordde mijn moeder. To Boelen kende alleen de “nickname” van het zoveelste pakketje dat zij weg had gebracht: Mopsje. Zo werd ik genoemd tot die merkwaardige eerste ontmoeting tussen mijn moeders in Geldrop/Mierlo.
Zij zijn goed bevriend geraakt Esther, Anneke en ook de Hoekstra’s.

Dank jullie wel: To, Tom en Anneke, Oom Johan en Tante Cor en al die anderen die hun leven in de waagschaal stelden om ons handjevol ‘survivors” het leven te hebben gered.

Kortenhoef, 4 mei 2005; 19.45 uur.

*) Een paar weken geleden werd ik gebeld door Alexander Erb. Zij vader was ook een studievriend van Bourdrez en Van Blaaderen. De Erbs woonden in de oorlog met de Van Blaaderens in het zelfde huis “Steenbergen” in Laren (NH). Alexander had de jongetjes Van Blaaderen en mij niet meer gezien sindsdien. Hij en zijn zuster Myriam hadden nog foto’s. Ik sluit er hier 2 van bij. Een toont Matthijs en mij in de tuin. Bij de ander was het onderschrift: “Jaapje vertrekt”. Ik heb hier een pakje aan dat mijn moeder altijd heeft bewaard en nu in een vitrine ligt in de Hollandsche Schouwburg naast die andere foto (met Matthijs).

Alle rechten voorbehouden