Salomon Gerson Meijler en zijn broer Levy Salomon Meijler waren landbouwers en veehandelaren. In 1941 werden ze gedwongen hun landbouwgronden te verkopen, waar ze tevergeefs een verzoek tot ontheffing voor indienen. Ze oefenden al sinds omstreeks 1910 'het landbouw-, veehouders en melkerijbedrijf uit, oorspronkelyk deels op gehuurden grond, later op gronden die zij in eigendom hadden verworven’. De broers legden zich toe op de invoer van zogenaamde productiekoeien uit de Friese weidestreek en leverden zo een belangrijke bijdrage aan de verhoging van de melkproductie in Twente. De familie Meijler woonde al sinds onheuglijke tijden in Vriezenveen en was daar geheel ingeburgerd. De grootvader van de Meijlers was al veehandelaar in Vriezenveen geweest. In het dorp met zo’n 9700 inwoners leek het hun onmogelijk dat de zes Joodse gezinnen die er woonden ooit enige ‘overwegenden invloed’ op het sociale en economische leven zouden kunnen hebben. Ze verzochten het Bureau voor de goedkeuring van de overdracht van Joodse landbouwgronden daarom ‘hen te willen ontheffen van de verplichting tot vervreemding van hun bedrijfslanderijen, of – indien een dergelyke ontheffing niet zou kunnen worden verleend – hun uit overwegingen van humaniteit althanseenig uitstel te willen verleenen, ten einde zich aan de gewijzigde omstandigheden te kunnen aanpassen’.
M-J Vos en S. ter Braake, Rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog van geroofd Joods onroerend goed (Amsterdam 2013) 17-18, 92
Verhaal