Verhaal

ARRESTATIE MEIJER LISSER EN FAMILIE 31 MEI 1944

Verteld door Louise Chenet-Lisser, dochter van Meijer Lisser, op basis van diens oorlogsdagboeken.

Waarschijnlijk door verraad zijn Meijer Lisser en zijn overige familie opgepakt en vervolgens naar diverse concentratiekampen gedeporteerd.

Meijer Lisser, zoon van Alexander (Alex) Lisser en Vogeltje Cohen, waren tijdens de oorlog ondergedoken in Haarlem bij Marinus (Rinus) Schoemaker, die getrouwd was met Meijer’s zuster Margaretha (Greet) Lisser. Zijn woonden op verschillende adressen in Haarlem, maar het laatste adres was Zuiderbuiten Spaarne 164.

Het gezin Schoemaker bestond toen uit Marinus (Rinus), zijn vrouw Margaretha (Greet), dochter Agnes, zoon Alex en dochtertje Sonja.
Agnes, was wel deel van het gezin, maar was ondergedoken in Den Haag, en woonde derhalve niet bij haar ouders.

In huize Schoemaker woonden toen 8 personen: de moeder van Margaretha Schoemaker, Vogeltje Lisser-Cohen, Rinus Schoemaker en Margaretha Schoemaker-Lisser, Meijer Lisser en zijn vrouw Margaretha (Greet) Lisser-Bloemendaal, Margaretha (Greet) Polak, kleindochter van Vogeltje Lisser-Cohen, Alex Schoemaker en Sonja Schoemaker, toen net 2 weken oud.

Op 31 Mei 1944 gingen Rinus en zijn vrouw Greet en haar moeder Vogeltje Cohen op naar de stad om voor de verjaardag van Rinus’ dochter Agnes een cadeautje te kopen, toen zij plotseling allen werden gearresteerd en afgevoerd werden naar het politiebureau.
Hoogst waarschijnlijk door verraad zijn zij opgepakt en gedeporteerd.

Meijer en zijn vrouw Margaretha (Greet) Bloemendaal waren niet mee; zij waren thuis gebleven, toen plotseling er een SS-er met geweer voor hun neus stond. Zij moesten direct mee naar het politiebureau, waar de andere familie ook reeds naar toe gebracht was.
Meijer was nog in staat om een briefje te schrijven en aan een vriendelijke politieman te geven, die dat heeft doorgestuurd naar de broer van zijn vrouw Margartha (Greet)

Rinus is van daar uit naar Kamp Vught gestuurd, maar heeft de oorlog overleefd. Zijn zoon Alex kwam op de kinderafdeling in Kamp Westerbork terecht en heeft eveneens de oorlog overleefd.

Rinus’s dochtertje Sonja, die toen net 2 weken oud was ten tijde van haar arrestatie, is toen door “een vriendelijke politieman” aan het Leger des Heils gegeven, die haar naar het kindertehuis Schotersingel” in de Jansstraat in Haarlem heeft gebracht, waar zijn gebleven is tot aan het einde van de oorlog. Daardoor heeft ook zij de oorlog overleefd.

Vogeltje Lisser-Cohen en Margaretha (Greet) Schoemaker-Lisser zijn via Auschwitz in Flossenburg terechtgekomen, waar zij zijn omgekomen. Meijer Lisser en zijn vrouw Margaretha (Greet) Bloemendaal zijn gedeporteerd naar Auschwitz, waar Meijer werd vermoord, maar Margaretha het heeft overleefd.

Margaretha (Greet) Polak heef de oorlog wél overleefd, maar is enkele maanden na haar terugkeer uit Bergen Belsen, alsnog aan de gevolgen van alle ontberingen in Februari 1946 overleden.

Alle rechten voorbehouden