Op 6 Oktober 1983 had de heer A.J. van der Leeuw een lang gesprek met de Heer Marinus (Rinus) Schoemaker toen wonend in Alkmaar, over bepaalde gebeurtenissen uit de oorlog. Ondanks dat de heer Schoemaker ernstig ziek was en niet lang meer te leven had, maakte hij grote indruk door zijn levenshouding en ook door zijn fenomenale precisie waarmee hij zich dingen uit de oorlog wist te herinneren.
Dit mondelinge verslag van de heer Schoemaker is opgetekend door de heer Van der Leeuw en hierna als volgt weergegeven :
VERSLAG HOORZITTING
VERZET - ONDERDUIK - VERRAAD - ARRESTATIE
Zoals u weet ben ik vóór de oorlog met een Joodse vrouw getrouwd. Daardoor raakte ik van ±1942 af betrokken in allerlei hulpverlening en langzamerhand illegaal werk. Dat had al in de zomer van 1943 een grote omvang aangenomen. Ik beheerde toen 150 stamkaarten van niet-Joodse onderduikers en 250 stamkaarten van Joodse onderuikers. Een belangrijk deel van deze onderduikers heb ik zelf of door middel van vrienden en relaties ondergebracht. Ook in mijn huis waren Joodse onderduikers aanwezig. Zo mijn schoonzuster en zwager Katrien en Ies Polak-Lisser uit Bussum. Ook een broer van Katrien Polak was nog bij ons in huis. Dat heeft ongeveer een jaar geduurd.
Op 1 Juli 1943 moest ik uit de Gloriantstraat in Amsterdam, waar ik woonde, weg. Mijn zwager Polak, die in Bussum kleermaker was geweest, had daar n.l. beloofd uit zijn oude voorraad een aantal kostuums te leveren aan de directeur van de Bensdorp-Chocoladefabriek. Die kostuums zouden worden betaald met chocoladerepen. Die repen werden verzonden aan mijn adres en aan de grens van Amsterdam werd die zending door een ongelukkig toeval door de Centrale Controle Dienst aangehouden. Toen wij dat hoorden, meenden wij dat wij met al onze onderduikers en illegaal materiaal niet langer in de Gloriantstraat konden blijven. Wij zijn toen met z'n allen gegaan naar een huis in de Johannes Verhulststraat, op de hoek van het Valeriusplein, waar wij onderdak konden vinden. Vanaf dat ogenblik waren wij in feite ondergedoken.
Kort daarna kwam er een tweede incident. Ik was een oude kennis tegengekomen, een zekere Gerrit Lusink, die portier was bij het Bevolkingsregister. Hij had mij aangeboden te helpen met blanco kaartjes en kaarten uit het Bevolkingsregister. Deze Lusink is op zekere dag gearresteerd en eveneens werd die avond mijn zwager, die bij ons ondergedoken was geweest, gepakt.
(Details van deze zaak zijn vermeld in het hoofdstuk "De zaak Lusink" in het Weinreb-rapport. Onder meer hebben wij geconstateerd, dat de zwager van de heer Schoemaker, Ies Polak, samen met Lusink is gearresteerd. Op de heer Schoemaker zijn wij in het verband van het Weinreb-onderzoek niet gekomen, omdat deze in de zomer van 1943 niet gearresteerd is).
Mijn zwager heeft nog een briefkaart uit de trein gegooid, waarin hij schreef: "Laat Rinus met vakantie gaan. Gerrit heeft gekke dingen gedaan". (o.i.d.) In elk geval dus een waarschuwing tegen Lusink.
Na de arrestatie van Lusink en Ies Polak zijn wij onmiddellijk weer uit de Johannes Verhulststraat vertrokken en hebben toen een poosje gezeten op de Lijnbaansgracht in een heel klein flatje. Wij zochten toen naar een andere meer definitieve oplossing.
In die periode, toen wij zo dicht op elkaar gepakt aan de Lijnbaansgracht zaten, kwam er een aanbod van de familieleden Van Sitteren uit Den Haag om één van onze twee kinderen in huis te nemen. Daarvan hebben wij gebruik gemaakt en Nettie (Agnes) is toen omstreeks Augustus 1943 naar Den Haag gegaan. Van Sitteren, waar zij toen verder gewoond heeft tot de bevrijding, was ook een illegaal werker. Hij is niet gearresteerd maar ik ben ervan overtuigd dat mijn dochter daar toch ook heel wat gespannen situaties heeft meegemaakt.
Enige tijd later kregen wij van een oude kennis van mijn schoonouders, de aannemer Noot, het aanbod van een klein huisje aan het Zuiderbuitenspaarne in Haarlem, vlak bij de bekende grote brug in de Schipholweg. Het huisje staat er overigens al een tijd niet meer. Daar zij wij toen heengetrokken en bij ons kwamen als onderduikers Meijer Lisser en zijn vrouw Margaretha Bloemendaal, de moeder van mijn vrouw, Vogeltje Cohen en Greetje Polak, de oudste dochter van Katrien Polak-Lisser, wier vader zoals ik beschreven heb, al eerder was gepakt en wier moeder later op de Lijnbaansgracht is gearresteerd. Greetje heeft toen over platjes kunnen ontsnappen en is via Van Noot naar Haarlem, naar ons toe gestuurd. Wij zijn omstreeks September 1943 in Haarlem aangekomen. Na mijn aankomst in Haarlem ben ik grotendeels gestopt met mijn illegaal werk. Dat is overgenomen door mijn medewerker Gerrit Bussers op de Geuzenkade in Amsterdam.
Toen wij in Haarlem waren, is mijn vrouw niet meer op straat gekomen. Zij bleef toen met de andere onderduikers in huis. Wij zijn maar eenmaal samen uitgegaan en wel op de fatale 31ste Mei 1944, toen wij in de Gierstraat in Haarlem zijn gearresteerd. Ik vermoed dat wij gevolgd zijn en dat de vrouw van Lusink daarbij een rol heeft gespeeld. Die had n.l. al eerder geprobeerd er achter te komen waar wij gebleven waren. Wij gingen uit om een cadeautje te kopen voor onze dochter Nettie, die 2 weken later jarig zou zijn.
Omdat ons adres aan het Zuiderbuitenspaarne op mijn persoonsbewijs stond is daar natuurlijk dadelijk een inval gedaan, waarbij onze onderduikers gearresteerd zijn.
Tevens vond men in de linnenkast een briefje met eigenlijk onbetekenende inhoud, dat ik aan Bussers had geschreven maar niet verzonden, omdat mijn vrouw het beter vond, dat ik het zelf zou brengen.
Aan de hand van dat briefje is men naar Bussers gegaan en heeft daar door een ongelukkig toeval meteen zijn hele illegale archief in handen gekregen. Bussers bewaarde n.l. al zijn illegale spullen in een vuilnisemmer, die heel "gewoon" op het balkon stond.
Helaas was op het moment van de inval die emmer net even binnengehaald om daar wat uit te halen of in te doen. Daardoor viel er de aandacht op. Men vond de vele tientallen stamkaarten en verder helaas nogal wat aantekeningen, die Bussers gemaakt had. Daardoor zijn er nog een aantal arrestaties verricht, maar toch niet zoveel als gevreesd zou moeten worden.
Bussers is in gevangenschap omgekomen. Naar aanleiding van zijn arrestatie werd ook de directeur van het distributiebureau Besoncier gezocht. Hij is ondergedoken en zijn vrouw en kinderen zijn enige tijd gegijzeld in het kamp Vught.
De foute rechercheur Willemsen uit Haarlem, die ons arresteerde liep gewoon te dansen van plezier toen hij bij Bussers al dat illegale materiaal te pakken had gekregen.
Hoe het verder met mijn twee gearresteerde kinderen is gegaan heb ik u reeds telefonisch verteld.
Wij beschikten wel over valse papieren, maar ik was - zo gaan die dingen - nooit helemaal klaargekomen met de uitvoering van het plan, dat ik voor onszelf had: de naam van mijn vrouw zou van Lisser in Visser veranderd worden en ik had zelfs al een oud trouwboekje, waarin dan ons hele gezin netjes zou worden opgeschreven.
Er zijn behalve de onderduikers, die ik u genoemd heb, nog wel mee onderduikers korte tijd bij ons geweest, meestal dan nog in de Gloriantstraat. Zo bijvoorbeeld de familie Krant uit Baarn, een vader met drie zoons.
Opgetekend door A.J. van der Leeuw
Zoetermeer, 25 November 1983.