Verhaal

Veehandel aan de rand van de stad

Groeneweg 68.

Door: pim ligtvoet
Alle rechten voorbehouden

Maurits Moses Meijer, 'Mous', is het oudste kind van slager Julius Meijer en slagersdochter Rebecca Hofstede in Sloten, het dorp aan de Slotervaart dat in 1921 Amsterdam wordt. Hij trouwt op 15 oktober 1925 met Dina Smalhout uit Stad Doetinchem (11-7-1893). Maurits moeder is een jaar eerder overleden. Het paar trekt in bij Maurits vader, broer en oom in de slagerswoning Sloterweg 1233. Boven de winkel hangt in Jugendstil het winkelopschrift 'Vleeschhouwerij J. Meijer' - zie Liepman Gerardus Meijer voor een foto. Dina Smalhout werd eind mei 1919 ingeschreven in Amsterdam. Ze woonde eerst bij een weduwe Levie - het adres is nu onleesbaar - en daarna op de Swammerdamstraat (57 en 36). Dina werkte als typiste bij het dagblad De Telegraaf.

Anderhalf jaar na de trouwerij overlijdt vader Julius Meijer, 77 jaar oud (16 januari). Voor het eerst sinds 1922 komt in het Amsterdamse adresboekje van dat jaar op de Sloterweg geen J. Meijer voor. Julius’ inwonende broer Jacob, een jaar ouder, sterft in datzelfde jaar (17 juli). Liepman en zijn broer nemen de zaak over. Maurits en Dina verhuizen naar de rand van de stad, Generaal Vetterstraat 27 (5 oktober). Het is een zijstraat van de beginnende Sloterweg die uitkomt uit op het Aalsmeerplein. Een medebewoner van het huis achter de slagerij, Joseph de Jong (1866), gaat mee.

In 1932 neemt Jacob Koning de slagerij over. Maurits en Dina verhuizen nu,
net voor Kerstmis 1932, naar de andere kant van het vroegere Sloten: Groeneweg nr. 68, een huis met een schuur. De landelijke weg, een zijweg van de Haarlemmerweg, die bij nummer 68 uitkomt op de grotere Uitweg, staat net als heel het gebied op de nominatie te verdwijnen voor de stadsuitbreiding. Maurits is dan veehandelaar. Jaap van den Boogaard (1927) herinnert zich ‘Mous’ nog goed. Hij deed zaken met zijn vader Cor, die een boerderij had aan de Nieuwemeerdijk 242. Jaap herinnert zich dat er heibel was geweest vanwege een koe die niet goed was, maar de zaak werd bijgelegd. Samen met zijn vader is hij langs geweest op de Groeneweg en ook bij een ander adres. Maurits staat met het adres Groeneweg 68 vermeld tot in het adresboek van 1939-1940. Want in augustus 1939 verhuist het echtpaar naar Badhoevedorp, naar een mooi nieuw hoekhuis met garage aan de Valkstraat (nr. 13). Na hun vertrek komt Nico de Jong (1904), een broer van ‘de dikke meiden’ van boerderij Welgelegen, met drie familieleden in het huis aan de Groeneweg.

Het wordt oorlog. Maurits en Dina verhuizen om onbekende redenen terug naar Amsterdam. Op 27 juni 1940 gaan ze naar de Rietwijkerstraat 5 hs, niet ver van het Aalsmeerplein. Jaap van den Boogaard ziet hem nog wel eens op de Sloterweg, met een ‘gele sticker’ op, de Jodenster. Hij hielp vermoedelijk mee bij een van de boeren aan de Amsterdamse kant van de spoorringdijk. Of hij en zijn vrouw ook ondergedoken waren weet hij niet. Het is mogelijk dat Maurits en Dina ondergedoken hebben gezeten bij Jan Hopman sr. op boerderij Stadszicht, Sloterweg 1038. Jan Hopman jr. herinnert zich twee echtparen, afkomstig uit het gebied bij het Hoofddorpplein, maar kent hun namen niet. Maurits en Dina worden slachtoffer van vervolging en deportatie. Op 30 april 1943 zijn ze vergast in Sobibor.

Dina’s zuster Bertha (25-9-1894), sinds 1922 in Amsterdam wonend, met als beroep verkoopster, woonde bij Dina en Maurits in. Ze was sinds april 1939 weduwe van de kelner Levie Frank (22-11-1893). Bertha werd al vroeg opgepakt en op 30 september 1942 in Auschwitz om het leven gebracht.

Maurits' broer Liepman sterft op 30 december in hetzelfde kamp. Zuster Elisabeth Meijer (1895) had een gemengd huwelijk. Haar man Maarten Kars, zij en hun dochter Mary Rebecca overleven de oorlog.

Een oom van Maurits, Elisabeth en Liepman, Herman Meijer (Aalsmeer, 1852) ontkomt aan de kampen doordat hij op 29 december 1940 in de psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bos overlijdt.

Alle rechten voorbehouden