Op zondag 8 november 1925 vindt in vergadergebouw De Tunnel de oprichtingsvergadering van Rechouwous plaats, de Joodsche Vereeniging voor de Indische Buurt. Het is een geanimeerde vergadering. Spreker is erevoorzitter en geestelijk verzorger Rabbijn Coppenhagen; een conceptreglement wordt opgesteld. Rechouwous heeft onder andere de beschikking over een gebouw op Zeeburgerdijk 266 (het “Jodenmanussie”), bij de Joodse begraafplaats. Deze bevindt zich al vanaf 1714 - ter hoogte van de drooggelegde dijkdoorbraak De Braak - aan het einde van de Zeeburgerdijk, is als armenkerkhof (de rijken worden in Muiden begraven) in bezit van de Hoogduitse Joodse Gemeente maar vanaf 1914 nauwelijks meer in gebruik, wegens de nieuwe Joodse begraafplaats in Diemen. In de eerste jaren na aanvang bouw Indische Buurt rond 1900 woont er hooguit een tiental Joodse gezinnen in de buurt; in 1928 zijn dat er inmiddels ca. 600, waarvan ca. een derde door de activiteiten van Rechouwous bereikt zal worden.
Rechouwous, dat voor haar godsdienstoefeningen in aanvang gebruik maakte van de woning van het echtpaar Querido, maakt gedurende haar 17-jarig bestaan vooral gebruik van haar verenigingsruimte (met een cursuslokaal en een synagogelokaal) aan Molukkenstraat 89. De eigenlijke sjoel schijnt zich mogelijk op de eerste verdieping te hebben bevonden, lijkt af te leiden uit een bericht van een zekere Herman in het boek van Selma Leyesdorff, Wij hebben als mens geleefd. Het Joodse proletariaat van Amsterdam, 1900-1940:
“Ik ben barmitzwe geworden in de Molukkenstraat. En ik ging met mijn vader naar een klein sjoeltje. Het was een woonkamer eigenlijk, het was gewoon een benedenhuis, en op de eerste verdieping was een sjoel * een paar houten banken, het was heel armoedig… de Bimah en de Aron Hakodesj, misschien hadden ze twee Sifree Torah. * Nee, er kwam geen rabbijn, iedereen was om de beurt gazzan. En drosjes werden er niet gehouden. Als er een rabbijn van elders kwam kijken, werd die dan als een halfgod binnengehaald.”
De vereniging, die aangesloten is bij de Bond van Joodsche Buurtvereenigingen te Amsterdam, heeft een duidelijk missionair karakter en kent ook een eigen propagandaclub. Doelstelling is het terugwinnen van Joodse inwoners van de Indische Buurt voor het Jodendom. Het organiseren van Synagogediensten aan de Molukkenstraat (met voorzanger S. Vuisje en korei dhr. Prins) leidt echter tot onenigheden met Bene Berith Bebeth Jangakouw, dat een sjoel aan de Commelinstraat heeft. Zij menen een achteruitgang in aanwezigen te bespeuren, terwijl de sjoel aan de Commelinstraat ook voor de Indische Buurt bestemd is. In een ingezonden brief in het Nieuw Israelitisch Weekblad reageren voorzitter L. Vuisje en secretaris H. de Vries van Rechouwous verwontwaardigd op de beschuldigingen van voorzitter A.D. Wagenaar van Bene Berith Bebeth Jangakouw.
“Het verwondert ons zeer, dat de heer Wagenaar beweringen heeft durven uiten, die zoo ver van de waarheid af zijn. In de eerste plaats toch ging het allergrootste deel van hen, die thans bij het zogenaamde ‘minjan’ in de Indische Buurt komen, voordien zelden of nooit naar de Synagoge. * Zij, die jarenlang vervreemd waren van ons geloof en onze godsdienstoefeningen, gaan niet direct naar een “groote” sjoel. Zij hebben behoefte aan een intieme gelegenheid, waar zij zich voor niemand behoeven te geneeren, waar ze ook langzamerhand vertrouwd kunnen raken met de gebruiken van den dienst om a.h.w. weer op te leven tot echte, warme Joden. Daarvoor is een ‘minjan’ nodig. Het ‘minjan’ is daarom bij ons geworden een onafscheidelijk deel van het werk van “Rechouwous”, een zeer belangrijk, niet te verwaarloozen middel voor onze vereeniging, om haar hoofddoel, den herbouw van het Jodendom bij de buurtbewoners te bereiken. * Daarom werd de Synagoge juist een eind dichter bij de binnenstad gebracht. Uit de Indische Buurt verwachtte men niemand meer. Hoe kon men toen weten, dat er Joden zouden komen te wonen, zo dicht bij de oude begraafplaats Zeeburg, als thans het geval is?”
Rechouwous organiseert vanuit de Molukkenstraat voor Joodse buurtbewoners allerhande cursussen (Hebreeuws, Joods Leven), godsdienstoefeningen (Chanooka), lezingen (voor grotere bijeenkomsten die regelmatig plaatsvinden wijkt de vereniging uit naar het Nederlands-Hervormde Gebouw Eltheto aan de Javastraat) heeft een damesafdeling (Ezras Nosjiem) die op huisbezoek gaat in Joodse gezinnen, een eigen Joodse school aan de Balistraat (meer dan 150 kinderen) en later in het Zeeburgerdorp, geeft jeugdcursussen en een analfabetencursus, voert een bibliotheek, richt een zang- en een toneelvereniging op, voor de voorstellingen waarvan tot ver uit de buurt kaartjes verkocht worden, getuige onderstaande sfeertekening uit Het Volk Gods van Is. Querido:
De Markensteeg, met haar bonte puien, leek een spotsel, een schreeuw door het tragische stemmings-grauw. Een groote brandstoffenhandel stond in vuur van verrailjoen-roode raamsponningen te trillen. Er naast vlamden Zaandamsch-groene puien en kozijnen met geweld. Er tegenover, zuurwinkels en comestibles-zaken, met chocolade-bruine deurposten en vlag-kleurige reclameborden. Het saamhoorige Oosten gistte in het grauwe Noorden… Een oude Jood, dwars-rimpelig heel het levens-gretige gezicht en een lichtrose franjenhalsdoek onder zijn jekkerkraag, dook uit een scheerwinkeltje op, braakte vettig jiddisch tegen Jaap. Hij daagde hem kwansuis uit voor een bokspartij, boven ankerkettingen, op een walschuit… — Bij Godallemachtig, ikke laat je tippele as kam-pejoen!… Ik koop haarlie óm mit vijf groote knoope deposito! Oud Joodje gierde en kwijlde om eigen schalkschheid. Een mosselengeur ontsteeg zijn wezen. Triumphantelijk hield hij biljetten in de hoogte van de ״Joodsche Vereeniging” uit de Indische buurt: — Bij Godallemachtig…..Rechouwous… groot versjteer stuk… Kolniderei!… Ga dat luistere!… Trane safe!… Op de Jodenbreestraat kocht Dennie een paar “stinkbokkies” om te “hikken”, in een klein-gekneld winkeltje waarvan het trapgeveltje angstig helde. Toen zwenkten ze de Uilenburgersteeg in. Het asphalt lag er zacht-strak en stil.
Rechouwous start vanaf februari 1926 een eigen maandblad voor de Joodse inwoners van de Indische Buurt. Ook op andere manieren tracht de vereniging de Joodse belangen te bevorderen. Zo weet het bestuur in samenwerking met het rabbinaat te bereiken dat Joodse kinderen die gebruik moeten maken van de gemeentelijke kindervoeding, voortaan ritueel (kosjer) eten voorgezet krijgen, richt een Sabbathvereniging op (“Hoe behouden wij den Sabbath?”) en streeft het naar Joods middelbaar onderwijs. Dit laatste is overigens een steen des aanstoots voor de socialisten van de SDAP. Zij zijn uitgesproken tegenstander van bijzonder Joods onderwijs. In februari 1928 roept socialistisch dagblad Het Volk op om naar een bijeenkomst te komen in de Linnaeusstraat, die door de Propagandaclub Openbaar Onderwijs tegen de Joodse plannen wordt georganiseerd. Tijdens uitjes buiten de stad zingt men altijd het ‘Rechouwouslied’.
Rechouwous heeft ook te maken met christelijke missionaire activiteiten, met name door het Leger des Heils, de Vereeniging Joden Christenen en Zending onder Israël, die onder andere activiteiten voor kinderen organiseren en kerstgeschenken uitdelen. Speciaal hiertegen wordt in 1928 de ‘Commissie tegen bestrijding van het zendingswerk in Joodsche gezinnen in de Indische Buurt’ opgericht. Dit leidt er toe dat in de Indische Buurt de zending onder Joodse kinderen volgens berichtgeving uit diverse hoek in 1930 sterk afgenomen is. Toch blijft het bestuur van Rechouwous nog regelmatig refereren aan het gevaar van christelijk proselitisme.
De mohel (degene die de besnijdenis uitvoert) in de Indische Buurt is dr. de Hond.
Ja, dr. de Hond brabbelde de gebeden wel erbarmelijk vlug af, maar als hij genaderd was tot de goede wensen voor het kind, dan slingerde hij het woord “legoppe” (niet: le-Choepoh) hartstochtelijk door het vertrek en toverde tranen van ontroering op ieders wangen.
In 1928 beginnen de moeilijke jaren voor Rechouwous. De synagoge wordt weliswaar druk bezocht en moet eigenlijk ten tweede male uitgebreid worden, maar tegelijk is echter zojuist ook een nieuwe, veel grotere synagoge aan de Linneausstraat geopend en het is impliciet de bedoeling dat de Joodse inwoners van de Indische Buurt deze voortaan gaan bezoeken. Bij niet-sluiting van de sjoel aan de Molukkenstraat dreigt zelfs intrekking van de centrale subsidie door de Nederlandsch Israelische Hoofdsynagoge.
Uiteindelijk vindt intrekking subsidie niet plaats en de synagoge-activiteiten in de Indische Buurt vinden voorlopig nog hun voortgang in een synagogelokaal aan Insulindeweg 169. Het ledental begint begin jaren dertig echter aanzienlijk terug te lopen. Eind 1932 kent de vereniging nog 195 leden en 22 donateurs. In maart 1934 zijn er nog maar 91 leden. Het gaat hard nu, ook omdat de crisis inmiddels onverbiddelijk toeslaat. De toneelvereniging heeft zijn activiteiten inmiddels moeten staken wegens gebrek aan middelen. Voorzitter L. Vuisje legt zijn functie neer in 1934. De financiële situatie wordt nijpend en de vereniging begint door de buurt, van lokaal tot lokaal te zwerven. Wanneer halverwege 1936 blijkt dat de centrale subsidie over een half jaar volledig zal wegvallen, waardoor de synagogedienst gestaakt zal moeten worden, neemt het zittende bestuur collectief ontslag. Het synagogelokaal zal nu verplaatst worden van de Insulindeweg naar Javastraat 196, in een voormalige melkwinkel. Het is bekend dat de synagoge hier nog daadwerkelijk in functie is geweest. De overige activiteiten vinden plaats in Gebouw Archipel aan Minahassastraat 1, bij bestuursleden thuis of weer op het alleroudste en allereerste adres: Zeeburgerdijk 226. Onder een nieuw bestuur komt het tot een licht herstel en zelfs enige ledenaanwas. De gebeurtenissen elders in Europa beginnen echter hun schaduw vooruit te werpen. Steeds vaker worden inzamelingen georganiseerd voor Joodse vluchtelingen of slachtoffers in het buitenland. In verband met de treurige gebeurtenissen wordt het Chanoekafeest begin 1939 afgelast.
De inval van de Duitsers op 10 mei 1940 brengt het einde. De Synagoge wordt gesloten. Beis Jisroeil en de bibliotheek gaan nog even verder, maar verhuizen eind mei uit de buurt. Er wonen nog 250 Joodse gezinnen in de buurt. In opdracht van het bestuur van de Nederlandsch Israelische Hoofdsynagoge zal door de laatste voorganger van de Synagoge van de Indische Buurt, S. Verdoner, in augustus 1940 nog eenmaal een poging tot herstart gedaan worden. Wat hiervan geworden is, is niet bekend, maar vanaf 1942 zijn er geen tekenen van leven meer van Rechouwous. Na de oorlog kwam Rechouwous niet terug.
Verhaal
Rechouwous
De Joodse Indische Buurt
In dit verhaal wordt een korte geschiedenis verteld van Rechouwous, de Joodsche Vereeniging voor de Indische Buurt. Rechouwous werd in 1925 opgericht en functioneerde ongeveer tot 1942.