In 1942 werden Martha en Dan door de bezetter gedwongen naar Amsterdam te verhuizen. Zij trokken in bij de moeder van Martha en Maurits die nog steeds in de Camperstraat op nummer 64-I woonde.
In het verzet werkte Dan Belinfante samen met o.a. zijn zwager Maurits Dekker en schoonzus Mien Dekker-Hellingman. Als 'mijnheer Hafkamp' huurde Dan Belinfante een onbewoonbaar verklaarde woning, Zandhoek 5, en vroeg op naam van 'mijnheer Mulder' aansluiting op electriciteit, gas en water aan. Hier hebben circa 15 joden de oorlog overleefd, maar ook hebben hier diverse, om andere redenen ondergedokenen, tijdelijk gezeten. Met name Mien Dekker-Hellingman heeft zeer veel gedaan om al deze onderduikers met van alles te voorzien.
Uit Martha’s aantekeningen blijkt: “… zelf ondergedoken (4 J. grootouders!) zorgde hij voor vele onderduikers, voor voedsel, bescheiden en geld. Beweegreden: gevoel voor recht en menselijkheid."
Dan Belinfante dook onder, maar werd op 19 augustus 1943, toen hij kennelijk even bovengronds was, op straat opgepakt. Werd gepakt toen hij dagelijkse Engelse radioberichten op een tussenadres kwam brengen, vóór de deur van dat huis, zónder ster op, en dús naar ‘t S (= Straf-) kamp gestuurd. Via de Hollandse Schouwburg en Kamp Westerbork werd hij op transport gezet, waarna deze fijnzinnige geest in een aussenkommando van het KZ Auschwitz, Extern kommando Myslowitz, hoewel volgens Martha ‘van ijzersterke constitutie’, de dood in werd gejaagd.
Na Dans arrestatie bleef Martha actief in het verzet. Ze zou ondergedoken zijn geweest in Rotterdam.
Gegevens afkomstig uit: Bart de Cort, Terugbeuken; Maurits Dekker (1896-1962), de eerste antifascist in de Nederlandse literatuur (nog niet gepubliceerd)