Op de persoonskaart van Bettij Krieks staat als beroep 'confectie naaister' en als adres '2e Jan van der Heijdenstraat 82-II' i.p.v. 'Jan van der Heijdenstraat 82-II'. In de politierapporten van de politie Amsterdam 1940-1945 is zij 'controleuse'.
Bettij Krieks werd slachtoffer van de jodenjagers Maarten Spaans en M.C. Dusschoten. Ze was ondergedoken op Nwe Herengracht 35 waar op 22 maart 1944 een inval werd gedaan. Een dochter van Rinus en Greet Pelgrom kwam gewoontegetrouw eten brengen voor de onderduikers, toevallig op het moment dat Spaans en Dusschoten met de inval bezig waren. De Pelgroms hadden een tiental onderduikers in hun huis aan de Kloveniersburgwal 91, joden en niet-joden. In zijn verhoor na de oorlog zei Spaans dat Krieks hem op erop attent maakte dat het meisje een dochter was van Rinus Pelgrom. Deze dochter werd gedwongen de jodenjagers mee naar haar ouderlijk huis te nemen en vervolgens aan te bellen. Waarna hier een inval volgde en vijf onderduikers werden meegenomen (drie konden er ontsnappen). Krieks zou ook hebben meegedeeld dat in een perceel aan de Weesperzijde verschillende joden ondergedoken zaten. Dat bleek na onderzoek inderdaad het geval: N. en H. Abas, en G. Moscou. Krieks gaf ook het adres aan de Weesperzijde bij Knotkschke waar joodse goederen, o.a. van haar en haar ouders, waren opgeslagen.
Dit alles met het argument dat Krieks al eerder was gearresteerd en toen in ruil voor inlichtingen was vrijgelaten. Volgens Spaans hoopte ze dat nu blijkbaar te herhalen.
Bronnen: persoonskaart Bettij Krieks + politierapporten politie Amsterdam 1940-1945, beiden Stadsarchief Amsterdam; Bart de Cort, Rinus Pelgrom 1902-1970; Het leven van een beroepsrevolutionair of het belang van directe actie (s.l. 2020))