Meijer van Dam was het zevende kind van Louis Andries van Dam en Frouktje Tromp. Hij was een nakomertje. Hij huwde op 21 juli 1926 te Rotterdam, waar hij sinds de verhuizing uit Groningen rond 1912 woonde, met een niet-Joodse vrouw. Meijer was marktkoopman, handelaar in fruit, later ook in chocolade- en snoepwaren voor een groot snoepbedrijf. Ook was hij fietsonderdelenfabrikant, samen met een neef. Op 10 mei 1940 woonde het gezin met zeven kinderen aan de Crispijnlaan 91 te Rotterdam. Dit ging bij het bombardement verloren. Nadat de oudste kinderen een tijd in en om Coevorden onderdak hadden gevonden konden de ouders vervangende woonruimte aan de Geleenstraat in Den Haag vinden. Hier werd hun achtste kind geboren. Hier werd Meijer ook in juli 42 om 5 over acht van de straat geplukt, zonder zijn ster, door een Nederlandse politieagent. Hij werd enige dagen opgesloten in de gevangenis te Scheveningen. Van daar werd hij naar kamp Amersfoort gebracht en van daar naar Mauthausen, waar zijn broer Andries van Dam inmiddels ook naar toe was gebracht. Gezegd wegens het feit dat hij voor zijn kinderrijke broer was komen pleiten en een te grote mond had gehad. Beiden zijn er vermoord. Meijers weduwe en de kinderen overleefden de oorlog.
Toevoeging van een bezoeker van de website
Voor een biografische aantekening zie: H.E. Dominicus, Mauthausen. Een gedenkboek (2e herziene en uitgebreide druk; Amsterdam 1999) 42-43.
Van dit gezin is ook een JOKOS-dossier (nummer 11587) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk.