Emanuel Hilversum was getrouwd met Betje Fransman. Het gezin woonde in de Trompstraat in Amersfoort, al wordt ook de Scherbierstraat als woonadres opgegeven. Emanuel Hilversum was straathandelaar, hij verkocht vanaf zijn kar potten en pannen. Nadat zijn vader Nathan Hilversum een stadsbus had gekocht ging Emanuel werken als chauffeur.
Emanuel, zijn vrouw Betje en hun dochter Jentje werden tijdens hun onderduik in Den Haag gepakt en via Westerbork naar Sobibor gedeporteerd.
//G. van Colmjon, ’Gedeporteerde joodse winkeliers lieten veel lege plekken achter‘, in: Amersfoortse Courant, 5 april 1997;
K. Ribbens, Zullen we nog terugkeren
. De jodenvervolging in Amersfoort tijdens de Tweede Wereldoorlog (Amersfoort 2002) 91, 162-165//
Verhaal