Benedictus Bak (tevens bekend als Ben) dook samen met zijn echtgenote Debora Lehrer en zijn broer Joseph Bak in november of december 1942 onder in Pijnacker. De familie Bak was eigenaar geweest van een winkel in belegde broodjes in de Wagenstraat te Den Haag en woonde in diezelfde stad aan de Nieuwe Laan 21.
Ben en Debora hadden een kind, dat elders zat ondergedoken en de oorlog overleefde. In de herfst van 1943 werd de familie Bak verraden en op hun onderduikadres gearresteerd. Ook de onderduikgevers werden meegenomen, zij kwamen na enkele dagen weer vrij.
Via Villa Windekind kwam de groep in de strafgevangenis Scheveningen terecht. Na drie dagen werden zij overgebracht naar Westerbork.
In dat kamp beviel Debora van hun tweede kind: 536644. Buren van de onderduikfamilie in Pijnacker zamelden kleertjes in voor de baby en stuurden het pakket naar Westerbork.
Samen met zijn vrouw en zoontje werd Ben op 25 januari 1944 vanuit Westerbork gedeporteerd naar Auschwitz. Na aankomst werd hij doorgestuurd naar werkkamp Günthersgrube, een steenkolenmijn. Ben werd ziek en is samen met elf andere mannen afgevoerd naar Birkenau, waar de groep nog enige tijd in de ziekenbarakken verbleef.
Edwin van Baarle, Vertrokken zonder nader adres: De joodse inwoners en onderduikers van Pijnacker, 1936-1945 (Pijnacker 2005)
De burgemeester van Leidschendam verzocht opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Debora Bak-Lehrer, wonende te Leidschendam. Zij had zonder de vereiste vergunning haar woonplaats verlaten. Met deze omschrijving werden joden aangeduid die waren ondergedoken.
Algemeen Politieblad, nr 50, 17 december 1942, 1415, bericht 3141