Biografie

Over Aäron Barend Davids

Aäron Barend Davids (ook wel bekend als A.B.N. Davids of Aäron Jiisachar Davids) had de opleiding tot rabbijn gevolgd aan het Nederlands-Israëlitisch Seminarium in Amsterdam. In 1924 werd hij geïnstalleerd als opperrabbijn van Friesland. Zijn benoeming is niet onopgemerkt gebleven. A.B.N. Davids was overtuigd zionist, wat niet door iedereen werd gewaardeerd. In zijn intreerede liet hij geen twijfel bestaan over zijn ideologische voorkeur: 'Er zal ook meer directe arbeid voor de opbouw van Palestina verricht kunnen worden. Men bepale zich er niet toe om voor het herstel van Zion te bidden, men dient ook aan de opbouw mede te arbeiden'. Ondanks zijn confronterende opstelling werd hij in 1930 benoemd tot opperrabbijn van het ressort Rotterdam. In Rotterdam besteedde Davids veel aandacht aan contacten met joden die niet tot de kern van de joodse gemeente behoorden. Hij sprak voor joodse werklozen en voor joodse militairen en hij toonde belangstelling voor de joodse padvinderij. Hij richtte het 'Instituut voor Joodse Ontwikkeling' op, waar cursusen werden gegeven over jodendom, joodse literatuur en joodse geschiedenis.
Rabbijn Davids was voorzitter van de afdeling Amsterdam van de Nederlandse Zionistische Studenten Organisatie (NZSO). Hij was een leidende figuur in de kringen van de religieus-zionistische Mizrachi, onder meer leider van de vereniging 'Or Chadasj' (Nieuw Licht).
Rabbijn Davids was lid van het vooroorlogse Rotterdams Vluchtelingen Comité.
M.H. Gans, Memorboek. Platenatlas van het leven der joden in Nederland van de middeleeuwen tot 1940 (6e bijgewerkte druk; Baarn 1988) 801;
D. Hausdorff, Jizkor. Platenatlas van drie en een halve eeuw geschiedenis van de joodse gemeente in Rotterdam van 1610 tot ±1960 (Baarn 1978) 55-60;
S. de Jong, Joods leven in de Friese hoofdstad 1920-1945. Voltooid verleden tijd (Leeuwarden, 1970) 36;
A.L. Jonker, Joodse vluchtelingen in Hellevoetsluis 1938-1940 (Hellevoetsluis 1995) 70
R. Fuks-Mansfeld (red.), Joden in Nederland in de twintigste eeuw. Een biografisch woordenboek (Utrecht 2007) 66