geboren 1849-09-21 Amsterdam
overleden 1924-01-23 Amsterdam
vader Velde, Heijman Meijer van der
moeder Frank, Betje Samson
partner Italiaander, Flora
huwelijk 1886-04-06 Amsterdam
beroep godsdienstleraar
functie Ned. Isr. Seminarium
Benjamin van der Velde werd op 21 september 1849 in Amsterdam geboren als zoon van Heijman Meijer van der Velde en Betje Frank. Van 1863 tot 1867 was hij leerling aan het Nederlands-Israëlitisch Seminarium in Amsterdam. Aan deze instelling zou Van der Velde vrijwel zijn hele leven verbonden blijven. Behalve als leerling was hij van 9 september 1876 tot 1 januari 1923 als docent Hebreeuws aan deze onderwijsinstelling verbonden.
Na zijn opleiding aan het Nederlands-Israëlitisch Seminarium liet hij zich in 1867 als student letteren inschrijven bij het Athenaeum Illustre in Amsterdam. Begin 1868 volgde zijn inschrijving als student in Leiden waar hij theologie en letteren studeerde.
In de eerste helft van de jaren zeventig was Van der Velde onder andere werkzaam als docent Hebreeuws aan de Talmoed Tora-School Plantage. In 1872 was hij betrokken bij de oprichting van een vereniging voor godsdienstonderwijzers. In deze periode hield hij ook met enige regelmaat gelegenheidspredikaties. Zo sprak hij in 1874 onder andere een rede uit ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koning Willem III. In hetzelfde jaar kreeg hij ook een uitnodiging om voor de joodse gemeente van Arnhem een preek te houden. Dit hing waarschijnlijk samen met het feit dat Van der Velde in deze periode overwoog om in Arnhem naar een functie als godsdienstonderwijzer te solliciteren. Over deze kwestie wisselde hij enige brieven met het Arnhemse kerkenraadslid Liepman Prins. Uiteindelijk is deze sollicitatie overigens op niets uitgelopen.
Op 9 september 1876 werd Benjamin van der Velde aangesteld als docent Hebreeuws aan het Nederlands-Israëlitisch Seminarium in Amsterdam. In deze periode van zijn leven woonde Benjamin van der Velde - als nog ongetrouwd man - op de Zwanenburgwal bij ene J. Wonder. Behalve aan het Nederlands-Israëlitisch Seminarium gaf Van der Velde ook les aan de godsdienstschool van het seminarium en aan de Israëlitische avondschool. In 1882 werd hij benoemd tot lid van de Algemene Commissie van Examinatoren. In 1885 verhuisde hij naar de Damstraat 6. Ergens in deze periode moet hij ook zijn aanstaande vrouw, Flora Italiaander, hebben leren kennen.
Als weesmeisje dat wilde trouwen had Flora Italiaander in 1885 aangegeven in aanmerking te willen komen voor een bijdrage uit het zogenaamde legaat Dresden. Dit legaat was voortgekomen uit de nalatenschap van Jonas Ephraim Dresden die op 24 juni 1806 kinderloos was overleden. Hij had 200.000 gulden uit zijn nalatenschap gereserveerd voor deugdzame weesmeisjes van 18 tot 30 jaar uit de "Hoogduitsche Joodsche Oude Gemeente" die te kennen hadden gegeven te willen trouwen. In 1885 was Flora Italiaander de gelukkige en kreeg een bedrag van 7400 gulden uit dit legaat. Voorwaarde was wel dat de eerstgeboren zoon Jonas genoemd zou worden.
Het huwelijk tussen Benjamin en Flora vond plaats op 6 april 1886. Door het bedrag dat zij uit het legaat hadden gekregen, kon het jonge paar breed uitpakken en zij gaven onder andere een diner voor ongeveer 70 gasten, waaronder bekende mensen als A.S. Onderwijzer, L. Wagenaar en de eerder genoemde Liepman Prins. Het jonge paar betrok een woning aan de Plantage Muidergracht. Tussen 1887 en 1904 werden uit dit huwelijk negen kinderen geboren.
In 1897 werd Van der Velde gekozen in het Dagelijks Bestuur van de Bond van Israëlitische Godsdienstonderwijzers Achawah. Aan het door deze bond uitgegeven maandblad leverde Van der Velde ook bijdragen. Zo schreef hij in 1909 een In Memoriam voor zijn overleden medebestuurslid Emanuel Kleerkooper.
In november 1922 vroeg Van der Velde vanwege gezondheidsreden ontslag aan, wat hem op 28 november van dat jaar op eervolle wijze werd verleend. Hij zou slechts korte tijd van zijn rust kunnen genieten, want iets meer dan een jaar later overleed hij op 23 januari 1924 in zijn huis aan de Nieuwe Achtergracht. Twee dagen later werd hij in aanwezigheid van vele vertegenwoordigers van joodse instellingen op de begraafplaats te Muiderberg begraven.
Een uitgebreid verslag van zijn begrafenis leest u hier