Hijman van Emden was een zoon van Arnold van Emden en Truida Hakker. Hij was getrouwd en had twee kinderen.
Door het huwelijk met een niet-joodse vrouw was Hijman van Emden vrijgesteld van deportatie. Daags na Nieuwjaar 1943 kreeg hij een oproep zich te melden bij het hoofdbureau van de Rotterdamse politie aan het Haagseveer. Een buurvrouw, wiens man vrijwillig dienst had genomen bij de SS, had een aanklacht ingediend. Op oudejaarsnacht was een smaadschrift op haar voordeur aangebracht. Zij beschuldigde Hijman van Emden, vermoedelijk omdat hij de enige in de buurt was met een Jodenster op zijn kleding.
Op het politiebureau is Hijman van Emden zwaar mishandeld om hem een bekentenis af te dwingen. Zijn echtgenote kreeg na een bezoek zijn gebroken kunstgebit, zijn vertrapte bril en een bebloed hemd mee naar huis. Hij is doorgestuurd naar kamp Vught, vanwaar hij nog enkele (gecensureerde) brieven heeft gestuurd. Later is, als laatste levensteken, nog een briefkaart ontvangen uit Auschwitz.
De brieven en de briefkaart bevinden zich respectievelijk in de herinneringscentra van Vught en Westerbork.
Toevoeging van een bezoeker van de website
Biografie