Biografie

Over Sander Lipschits

Sander Lipschits was een zoon van Levie Meijer Lipschits en Betje Kinsbergen. Hij was een bekende figuur in Rotterdam. Op zijn vaste plaats op de markt aan de Goudschesingel, tegenover het Boschje, verkocht hij als standwerker bananen. In 1933 werd hij door het weekblad Groot Rotterdam uitgeroepen tot Koning der standwerkers.
Nadat bij het uitbreken van de oorlog aan de aanvoer van bananen een einde kwam, ging hij over op de verkoop van druiven. Door de teerheid van deze vrucht in vergelijking tot bananen was dat geen succes. De grappen over bananen kon hij niet kwijt bij de verkoop van druiven. Na het verbod voor joden om op de markt te staan, belandde Sander Lipschits in de zwarte handel: hij moest zorgen dat zijn gezin te eten kreeg.
Toen de joodse gezinnen van huis werden gehaald en de Agniesestraat aan de beurt was, besloten Sander en zijn echtgenote Grietje Lipschits-Grootkerk met hun drie nog thuis wonende kinderen onder te duiken. Zij vonden eerst een plek bij een gezin aan de Schieweg 227 in Rotterdam. Toen dit te gevaarlijk leek, werden de gezinsleden verspreid; een kind naar Zeeland, een kind naar Friesland (deze twee kinderen zouden de oorlog overleven), de zoon Jacob naar een adres in Amsterdam. Sander en Grietje doken onder op een adres in Rotterdam.
Sander en Grietje zijn op straat opgepakt en via de strafbarak Westerbork naar Auschwitz op transport gesteld. Met hetzelfde transport werden de dochter Rebecca Cohen-Lipschits en haar zoon Izak gedeporteerd.
Toevoeging van een bezoeker van de website

Zie voor aanvullende informatie:
I. Lipschits, Onbestelbaar. Herinneringen in briefvorm (Den Haag 1992)