Biografie

Over Sophia Wilhelmina Palache-de Pinto

Sophia W. Palache-de Pinto had een goede band met haar vroegere dienstmeisje Rika de Wild. Rika vertelde na de oorlog over de familie Palache:
'De familie Palache was een rijke familie en hij was professor. Ze waren heel goed voor mij. Mevrouw had veel sociale verplichtingen en ik zorgde voor de zonen, waarvan de een voor Rabbi studeerde en de kleinste nog naar de lagere school ging. Deze jongste was heel aanhankelijk naar mij toe, en ik ving hem op als zijn moeder niet thuis was. (…)
Vaak denk ik er nog aan dat ik bij hen weg moest van de Duitsers. Mevrouw kon nog geen kopje afwassen, want er was toch personeel genoeg. Later werden ze uit hun mooie woning weggevoerd. Omdat ik verkering had met een schipper, heb ik de professor nog aangeboden om onder te duiken op het schip van Piet. Dat wees hij van de hand. Ze wilden bij elkaar blijven en zo gingen ze naar het concentratiekamp. Alleen de jongste zoon kwam na de oorlog terug uit het kamp en maakte onze trouwdag mee'.

Op 4 november 1942 schreef Sophia W. Palache-de Pinto een brief aan Rika van Willigenburg. Hierin schreef ze:

'Lieve Rika,

Hoewel je in Amersfoort zit, heb ik toch de 5e November niet vergeten hoor! En nu wil ik je, ook uit naam van mijn man en de jongens van harte het allerbeste toewenschen met je verjaardag. Dat in dit nieuw in te treden jaar voor jou al je wensen in vervulling mogen gaan en ik hoop dat wij dan in dat goeds ook mogen deelen.
Zeer tot mijn spijt hoorden wij van Piet, die ons l.l. zondag eens kwam opzoeken om naar ons te informeren, dat je de groote stap met hem niet durft te ondernemen. Och Riekje, dat doet mij zoo leed voor jullie beiden. Ik had zoo het idee, dat jullie elkaar zoo na stonden in de eerste plaats in de geestelijke dingen en dat is toch de hoofdzaak. Ik vind ‘t aan de andere kant toch ook beter, dat je je voor ‘t te laat zou zijn, bezonnen hebt, want als je eenmaal getrouwd bent en ‘t loopt niet goed, dan is ‘t leed veel grooter.
Maar jammer vind ik ’t.
Wij maken ‘t gelukkig allemaal goed. Oma had weer zoo‘n hartaanval, maar krabbelt weer aardig bij. Wij hebben hier allemaal een ’sperre stempel‘, dus hebben op ‘t oogenblik niet zoo‘n angst. De familie naast ons is helaas weg en er komen andere mensen in ’t huis, ook met kinderen. Ons huis is pas geschilderd voor en achter.
Kom je weer eens in A.? Dan hopen we je weer te zien. Leo heeft voor zijn werk een fietsvergunning gekregen en heeft nu weer een fiets van de gemeente. Dat is wel een heele vooruitgang. Hij kan nu ook weer thuis komen koffiedrinken; eerst bleef hij steeds in de stad bij Mendes.
Wij hebben een nieuwe huisgenoot, een poes, die vermoedelijk zijn huis ook is kwijtgeraakt. ‘t Is al een heel oud beestje.
Ik ben de laatste weken een beetje aangekomen, ik woog eerst 98 pond, maar nu zal ’t wel wat meer zijn, ik denk wel meer dan 100. Mooi hè?
Jupie en ik bakken vaak koekjes, dat is veel voordeeliger dan op de bon en ook veel lekkerder. Wij hebben allerlei recepten, haast allen zonder boter. Vandaag krijg ik damesbezoek en nu heb ik vanmorgen honingkoekjes gebakken. 80 uit één baksel. Mooi hè?
Nu beste Riek, heel veel groeten van ons allen. Jupie vergat ook uit naam van Pim te feliciteeren, dat doe ik dan maar. Voor jou een stevige kus van

Je

S.W. Palache-de Pinto'
G. van Dorsten, ’Een oude Meppeler sleepbootkapitein vertelt‘, vertelling door Piet van Veen in: Oud Meppel, jrg 23, nr 1:49