Israël de Hond was een zoon van Philip de Hond en Heintje van de Kar. Hij was de oudste in een gezin van veertien kinderen. Zijn jongste zusje Rachel werd geboren toen hij 22 jaar was, zijn moeder was toen 45. Rachel, stierf al na drie maanden. Kort na de geboorte van Israël verhuisde het gezin naar Rotterdam, waar het tienmaal verhuisde omdat het steeds grotere woonruimte nodig had. Vader Philip was lompensorteerder en later lompenkoopman, maar meestentijds was hij werkloos. Alle kinderen gingen na de lagere school aan het werk om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Israël werd bontwerker. In november 1940 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij ging wonen bij zijn oom en tante Swaab.
Israël de Hond is op zaterdag 22 februari 1941 opgepakt bij de februari razzia's in Amsterdam. Deze razzia's op 22 en 23 februari waren een directe aanleiding voor de februari staking. Israël werd opgepakt en naar kamp Schoorl afgevoerd. Later die week werd hij naar Buchenwald gedeporteerd en daarna naar Mauthausen, waar hij op 1 oktober 1941 om het leven kwam. Als gefingeerde doodsoorzaak werd ‘Sepsis Angina’ genoteerd.
Van het grote gezin van Heintje van de Kar en Philip de Hond overleefde een zus, Klaartje, zij was gemend gehuwd. Israël, zijn ouders, vijf broers en zes zussen zijn allen in de vernietigingskampen vermoord.
Bron: StadsArchiefAmsterdam