Betje van Gelder, stenotypiste, een dochter van Salomon van Gelder en Fijtje Fruitman, trouwde op op 5 September 1930 in Den Haag met Mozes Cohen, een zoon van Lazarus Cohen en Vogeltje Muller. Zij kregen drie kinderen, t.w. Louis (meestal Loetje genoemd), Hans en Maurits, die allen in Rotterdam zijn geboren. Op 22 April 1937 werd het huwelijk in Den Haag ontbonden en werden de kinderen vanaf 1939 ondergebracht in de Berg Stichting in Laren. Toen de Berg Stichting in Laren op last van de Duitsers werd opgeheven, verhuisden de kinderen en staf naar Amsterdam, naar Rapenburg 92-96 in door het Leger des Heils beschikbaar gestelde panden.
Na de scheiding woonden Betje van Gelder en Mozes Cohen op verschillende adressen in Den Haag. Betje woonde in de Fahrenheitstraat 753, het adres van waar zij in November 1942 naar Kamp Westerbork werd gestuurd. Na registratie aldaar verbleef zij in barak 62 tot dat zij op 4 Mei 1943 werd gedeporteerd naar Sobibor, waar zij bij aankomst op 7 Mei 1943 direct werd vermoord.
Haar ex-man Mozes Cohen werd op 22 October 1942 in Auschwitz om het leven gebracht; haar beide zonen werden ook in Auschwitz vermoord, Hans op 19 November 1943 en Louis op 19 Januari 1944. Alleen Maurits heeft de Sjoa overleefd.
Stadsarchief Rotterdam, gezinskaart Mozes Cohen; Gemeente Archief Den Haag, gezinskaart Mozes Cohen; het archief van de Joodse Raad, registratie kaarten van Betje van Gelder, Mozes Cohen, Louis en Hans Cohen, website http://www.joodsamsterdam.nl/rapenburg-92-96-bergstichting/ en een toevoeging van een bezoeker van de website.