Louis Smeer, kleermaker van beroep, was de jongste zoon van Azor Smeer en Sara Cohen. Hij trouwde op 15 October 1941 met Leentje Visser, dochter van Bernard Visser en Jet Offenbach. Zij was werkzaam als dienstbode en woonde thuis bij haar ouders in de Muiderstraat 25 II in Amsterdam waar zij sinds 22 Januari 1940 woonden.
Na het overlijden van zijn vader Azor Smeer op 1 Februari 1938, woonde Louis samen met zijn moeder korte tijd bij zijn zuster Leentje Neter-Smeer in de Antheunisstraat 16 in Den Haag. Op 7 December 1938 vertrok hij van daar naar Apeldoorn waar hij woonde in de Zutphensestraat 78 maar keerde op 15 Mei 1939 weer terug naar Amsterdam waar hij weer bij zijn moeder woonde in de Leeuwenhoekstraat 2. Hij verhuisde op 13 November 1939 met haar mee naar de Nieuwe Achtergracht 57 I, maar op 15 October 1941 ten tijde van zijn huwelijk met Leentje Visser, trok bij haar en haar ouders in in de Muiderstraat 25 II. Louis en Leentje hebben in 1942 nog ongeveer vijf maanden samen op de Nieuwe Herengracht 65 gewoond maar keerden in Mei 1942 weer terug naar hun respectievelijke ouderlijke adressen.
Zo werd Louis op 4 October 1942 vanuit zijn huisadres Nieuwe Achtergracht 57 III in Amsterdam naar Kamp Westerbork afgevoerd en op 9 October op transport gesteld naar Auschwitz. Zeer waarschijnlijk werd hij geselecteerd om dwangarbeid te doen in één van de buitenkampen omdat hij niet meteen bij aankomst werd vermoord. Uiteindelijk is hij in Auschwitz op 31 Januari 1943 om het leven gebracht.
Zijn vrouw Leentje Visser werd op 9 Januari 1943 met haar moeder Jet Visser-Offenbacht vanuit de Muiderstraat 25 II naar Westerbork afgevoerd, verbleven daar ongeveer tien dagen in barak 85 en werden samen op 18 Januari naar Auschwitz gedeporteerd, waar beiden direct bij aankomst op 21 Januari 1943 werden vermoord. Leentje’s vader Bernard was reeds overleden in Amsterdam op 30 Maart 1942.
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Louis Smeer en Leentje Visser en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Louis Smeer en Leentje Smeer-Visser.